Schriftelijke vragen van het lid Krom inzake de huidige koers van het college met betrekking tot de inwisselbaarheid van groen en sport
Indiendatum: 8 mei 2024
Toelichting:
Sport en groen staan al tijden onder druk in de stad. Het stadsbestuur wil Amsterdam uitbreiden en de stad verder verdichten ten koste van dat wat de Amsterdammers het aller hardst nodig hebben voor een gezond leven: kunnen sporten en ontspannen in het groen. Door deze verdichting staan de normen voor voldoende groenplekken en sportfaciliteiten enorm onder druk. Het college geeft bovendien zelf aan in de monitor Omgevingsvisie dat verscheidene nieuwbouwgebieden wat betreft groenwaarden niet goed scoren en dat het meenemen van groen in huidige en nieuwe gebiedsontwikkelingen om voortdurende aandacht vraagt.[1]
Afgelopen raadsvergadering 25 april zei de wethouder ruimtelijke ontwikkeling echter nog over de groen- en sportnormen dat het “geen wetmatigheden” zijn, en hij niet kan beloven dat de beide normen in toekomstige projecten worden behaald. Daarbovenop is het college zelfs voornemens om de sport- en groennorm samen te voegen, wat groen en sport inwisselbaar maakt en beide vermoedelijk nog verder zal doen afnemen. Wat de Partij voor de Dieren betreft is dit echt onaanvaardbaar. Niet alleen voor het welzijn van de mens, maar ook voor het behoud van biodiversiteit, het tegengaan van hittestress en als woonplek voor de enorme hoeveelheid dieren in onze stad is groen van levensbelang.
In het coalitieakkoord valt te lezen dat de sportnorm en de groennorm voor dit college geen prioriteit hebben:
Vanaf 2026 wordt er structureel bespaard op de sportnorm en de groennorm. We gaan dit doen door flexibeler met de normen om te gaan, de groen- en sportnorm te actualiseren en een gecombineerde norm voor groen, sport en spelen in de openbare ruimte in te voeren. We intensiveren gebruik van sportaccommodaties en houden rekening met het groen dat reeds aanwezig is in de omliggende gebieden[2]
Een stad met voldoende sportlocaties is essentieel voor een gezonde leefomgeving. Amsterdammers leven al op steeds jongere leeftijd ongezonder. Ook nemen de obesitascijfers in rap tempo toe. Daarnaast begint de stress van mensen wonend in de stad onaanvaardbare vormen aan te nemen. De fractie van de Partij voor de Dieren luidt dan ook de noodklok over de huidige situatie. Als er niet beter nagedacht wordt over een gezonde toekomst van de stad en haar inwoners wordt de stad onleefbaar in de toekomst.
De meest cruciale plekken om een stad leefbaar te houden – sport en groen - delven keer op keer het onderspit. Het Diemerpark wordt opgeofferd voor extra sportfaciliteiten omdat er op IJburg I te weinig is gerealiseerd, en ook in Noord drukt de bouwwoede op de sportvoorzieningen. Hoewel het college stelt een complete stad te willen bouwen, bouwt ze voornamelijk beton. En groen en sport worden te vaak het kind van de rekening. Dit is ook te lezen in het opinieartikel in het Parool van Stadsdeelbestuurder Esther Lagendijk (GroenLinks) waarin ze schetst: “We zitten in een situatie van strijd tussen groen en sport, terwijl deze keuze eigenlijk niet gemaakt zou moeten worden.”[3]
Met het referendum Hoofdgroenstructuur in aantocht vraagt de Partij voor de Dieren zich af of het niet tijd is om direct te stoppen met het bouwen in het groen, de Hoofdgroenstructuur te eerbiedigen en daarnaast de sport- en groennorm te allen tijde aan te houden bij (nieuw-)bouwprojecten. Zou een complete stad van de toekomst niet juist floreren bij een ruimer sport-, en groenaanbod? Gaat het bouwen van een complete stad zoals dit college graag wil, wel samen met zoveel woningen bouwen waarbij het ten koste gaat van sport en groen?
Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van Partij voor de Dieren, op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen:
1. Hoe kijkt het college naar het met regelmaat niet behalen van de sport- en groennorm, of het steeds weer afsnoepen van groen ten behoeve van bijvoorbeeld sport aan de ene kant, en het bouwen van een complete stad aan de andere? Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat het niet halen van deze essentiële normen niet bijdraagt aan het bouwen van een stad voor de toekomst? Graag een uitgebreide toelichting.
2. Op welke manier is het college voornemens om de normen voor groen en sport flexibeler te maken dan wel samen te voegen?
3. Hoe rijmt het college het flexibeler maken of samenvoegen van deze essentiële normen met de achteruitlopende mentale en fysieke gezondheid van de Amsterdammers?
4. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat het bouwen van 7500 woningen per jaar niet kan zonder dat het ten koste gaat van voorzieningen zoals sport en ten koste gaat van groen? Zo nee, waarom niet? Graag een uitgebreide toelichting.
5. Hoe kijkt het college naar de kritiek van stadsdeelbestuurder Esther Lagendijk ten aanzien van het gebrek aan ruimte voor sport in Noord door het consequent verschuiven van vierkante meters sportruimte naar buiten een nieuwbouwgebied? Graag een uitgebreide toelichting.
6. Is het college het eens met de Partij voor de Dieren dat wanneer je onvoldoende sport opneemt in een bestemmingsplan dit later weer ten koste zal gaan van groen, zoals bijvoorbeeld op IJburg en het Diemerpark, en dat dit onwenselijk is? Zo ja, kan het college toezeggen voortaan de groen- en sportnorm zoals deze nu is te respecteren bij nieuwe plannen? Zo nee waarom niet? Graag een uitgebreide toelichting
Indiener(s),
J. Krom
M. Emmerik
Indiendatum:
8 mei 2024
Antwoorddatum: 24 jun. 2024
Het college beantwoordt de gestelde vragen als volgt.
- Hoe kijkt het college naar het met regelmaat niet behalen van de sport -en groennorm, of het steeds weer afsnoepen van groen ten behoeve van bijvoorbeeld sport aan de ene kant, en het bouwen van een complete stad aan de andere? Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat het niet halen van deze essentiële normen niet bijdraagt aan het bouwen van een stad voor de toekomst? Graag een uitgebreide toelichting.
Antwoord van het college: Het behalen van de normen is niet een doel op zich. De sport -en de groennorm zijn een instrument om de toekomstige ruimtelijke opgave voor groen en sport te bepalen. Deze opgave is gekoppeld aan de woningbouwopgave. Wat wanneer nodig is, hangt dus ook af van de hoeveelheid woningen die gerealiseerd worden. We proberen dit zoveel mogelijk samen op te laten lopen. Op veel plekken lukt dat ook. Dit gaat niet altijd om het toevoegen van vierkante meters, we doen dit ook door de ruimte beter te benutten. Zokiezen wesoms om in gebieden waar relatief veel groen is, te investeren in de kwaliteit en de gebruikswaarde van groen. Dit doen we ook met de intensivering van onze bestaande sportparken.Het blijft een ruimtelijke puzzel. De keuze om de stad te verdichten en het landschap te ontzien, maakt de toevoeging van bijvoorbeeld buitensport, zeker de grotere veldsporten, ingewikkeld. Bovendien zijnsport en groen niet de enige ruimte vragende functies, ook bijvoorbeeld water, nutsvoorzieningen, bedrijvigheid en mobiliteit vragen ruimte. En die druk wordt alleen maar groter, want evenals de Partij voor de Dieren willen wij het groene buitengebied rondom Amsterdam groen houden. We proberen daarom zo zorgvuldig mogelijk te werk te gaan en integraal af te wegen. De normen helpen ons om de opgave inzichtelijk te maken en om de goede afwegingen te maken. Dat neemt niet weg dat soms keuzes onvermijdelijk zijn. Want ook de woningnood is hoog.
2. Op welke manier is het college voornemens om de normen voor groen en sport flexibeler te maken dan wel samen te voegen?
Antwoord van het college: op dit moment wil het college eerst invulling geven aan de hieraan gekoppelde motie 274 van de raad over het te volgen participatieve traject. Zodra we hier meer inzicht in hebben, kunnen we bepalen hoe we omgaan met de normen. Dat de opgaven voor groen en sport nu al verweven zijn, komt overigens tot uitdrukking in de ‘1 2 3 methode’ die we al jaren hanteren: de sportopgave wordt (1) voor minimaal de helft binnen de nieuwe plangebieden opgelost, voorts (2) via optimalisering van bestaande sportparken, en als laatste optie (3) op nieuwe plekken, waaronder in het groen. De omgevingsvisie noemt dat ‘sportlandschappen’.
3. Hoe rijmt het college het flexibeler maken of samenvoegen van deze essentiële normen met de achteruitlopende mentale en fysieke gezondheid van de Amsterdammers?
Antwoord van het college: Voldoende ruimte voor sport en groen draagt bij aan het algemeen welbevinden van Amsterdammers. Tegelijk hangt dat welbevinden van veel meer dingen af. Sommige groene wijken zijn zo dun bebouwd, dat daar minder draagvlak is voor stedelijke voorzieningen die voor welbevinden óók belangrijk zijn. Zoals al aangegeven, is het een complexe ruimtelijke puzzel. Deze afwegingen maakt het college zorgvuldig.
4. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat het bouwen van 7500 woningen per jaar niet kan zonder dat het ten koste gaat van voorzieningen zoals sport en ten koste gaat van groen? Zo nee, waarom niet? Graag een uitgebreide toelichting.
Antwoord van het college: Zoals eerder gezegd staan we voor een grote uitdaging. We hebben een grote woningbouwopgave en tegelijkertijd willen we bouwen aan een complete, leefbare stad en het omliggende landschap ontzien. Keuzes zijn onvermijdelijk, niet alles kan. Maar dat betekent niet dat er niets kan. We blijven investeren in groen en sport, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin, maar zoeken ook naar slimme oplossingen. De inzet is om de beschikbare ruimte zo goed mogelijk te benuttenen om zoveel mogelijk waarde toe te voegen, bij inrichting, programmering en beheer. Voorlopig zien we nog mogelijkheden om op deze manier mooie combi’s te maken, maar we zien natuurlijk ook dat daar een keer een grens aanzit.
5. Hoe kijkt het college naar de kritiek van stadsdeelbestuurder Esther Lagendijk ten aanzien van het gebrek aan ruimte voor sport in Noord door het consequent verschuiven van vierkante meters sportruimte naar buiten een nieuwbouwgebied? Graag een uitgebreide toelichting.
Antwoord van het college: Voor veel gebiedsontwikkeling in stadsdeel Noord geldt dat besluitvorming en zelfs een deel van de woningbouw plaatsvond voor vaststelling van de sportnorm in 2018. Dat vraagt om een inhaalslag voor de realisatie van buitensportvoorzieningen. Met de herziening van een aantal besluiten in Noord is sport alsnog onderdeel geworden van de plannen. Tegelijkertijd betekent dit dat het niet altijd mogelijk is de sportopgave alsnog binnen een plangebied op te lossen, en dat er dus ruimte daarbuiten gevonden moet worden. Inzet is vooralsnog om sportruimte binnen de gebiedsontwikkeling te realiseren en om de bestaande sportparken te intensiveren. Welvoorzien we tot en met 2030 nog een restopgave van tussen de 16.000 en 32.000m2 aan sportterrein (twee tot vier voetbalvelden). Daarvoor zijn we op zoek naar nieuwe locaties. Dit vraagt om een beoordeling en sturing op een schaalniveau dat boven de plangebieden uitstijgt. Vooralsnog zijn Melkweg en het Groene Veld concreet in beeld voor het toevoegen van sport.
6. Is het college het eens met de Partij voor de Dieren dat wanneer je onvoldoende sport opneemt in een bestemmingsplan dit later weer ten koste zal gaan van groen, zoals bijvoorbeeld op IJburg en het Diemerpark, en dat dit onwenselijk is? Zo ja, kan het college toezeggen voortaan de groen -en sportnorm zoals deze nu is te respecteren bij nieuwe plannen? Zo nee waarom niet? Graag een uitgebreide toelichting
Antwoord van het college: In het bestemmingsplan voor het Diemerpark is voldoende ruimte (in vierkante meters) voor sport opgenomen, alleen is niet alle ruimte daadwerkelijk ingevuld met sport. Met de voorgestelde uitbreiding van het sportpark Diemerpark overschrijden we de hoeveelheid ruimte die in het bestemmingsplan is opgenomen niet(in het bestemmingsplan is 9 ha opgenomen; totale oppervlakte van het sportpark inclusief de uitbreiding wordt 7,7 ha). We compenseren het verlies aan groene ruimte met maatregelen om de ecologische structuur en waarde in het Diemerpark te versterken. Zoals we bij het antwoord op vraag 1 al hebben aangegeven: de sport -en de groennorm zijn een belangrijk instrument om de toekomstige ruimtelijke opgave voor groen en sport te bepalen. De lessen van IJburg waren zelfs de directe aanleiding voor de Referentienormen. Maar de inpassing van ruimte voor groen en sport, en ook andere functies, blijft een ruimtelijke puzzel. Bij het leggen van die puzzel proberen we zo zorgvuldig mogelijk te werk te gaan en wegen we de keuzes integraal af. Wij verwachten u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Reinier van Dantzig Wethouder Woningbouw en Stedelijke Ontwikkeling
Sofyan Mbarki Wethouder Sport en Bewegen
Interessant voor jou

Schriftelijke vragen van de leden Emmerik en Staartjes inzake geen ruimte voor de hond in een groeiende stad: uitrendaken het nieuwe normaal
Lees verder
Schriftelijke vragen van het lid Bakker inzake het omhakken van 14 bomen naast bushalte Gaasperplas
Lees verder