Schrif­te­lijke vragen inzake misstanden dieren­welzijn op Amster­damse kinder­boer­de­rijen


Indiendatum: 28 jun. 2022

Toelichting door indiener:

De Partij voor de Dieren Amsterdam heeft verontrustende signalen ontvangen met betrekking tot het dierenwelzijn op kinderboerderijen in Amsterdam. Zeer recent heeft de fractie een rapport van de Dierenbescherming uit 2015 ontvangen waarin het dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijen werd beoordeeld.[1] De Dierenbescherming deed in dit rapport een aantal dringende aanbevelingen ter verbetering van het dierenwelzijn. Het college heeft destijds wel acties ondernomen, maar niet alle aanbevelingen overgenomen of voldoende opgevolgd. Er zijn met name verbeteringen doorgevoerd in het kader van huisvesting. En hoewel dat zeer belangrijk is, blijken er ook belangrijke suggesties omtrent dierenwelzijn genegeerd te zijn. Er is een overeenkomst ter verbetering van het dierenwelzijn getekend door de kinderboerderijen in 2017,[2] maar ook daarvan is duidelijk dat niet alle maatregelen zijn uitgevoerd.

De Partij voor de Dieren-fractie constateert bijvoorbeeld dat er nog steeds dieren solitair gehouden worden op kinderboerderijen die eigenlijk niet solitair gehouden moeten worden in het kader van hun welzijn. Ook ontbreekt bij veel kinderboerderijen het beloofde fokbeleid, of staan er in het gepubliceerde fokbeleid dingen die duidelijk tegen het dierenwelzijn ingaan. Zo schrijft Kinderboerderij ’t Brinkie bijvoorbeeld dat er jaarlijks geiten en schapen worden gedekt voor een ‘algemeen educatief doel.’ Dit rechtvaardigt de kinderboerderij als volgt:

Sommige lammetjes worden uiteindelijk verkocht aan een vaste veehandelaar. Het streven hierbij is dat de dieren als gezelschapsdier worden doorverkocht. Wij willen op educatief gebied geen sprookje laten zien, maar de werkelijkheid. Dus onder andere het feit dat dieren en melkproducten door mensen geconsumeerd worden en in Nederland dieren op grote schaal worden gefokt en geslacht. Bezoekers worden op een neutrale manier bewuster gemaakt van de keuzes die zij hebben als consument.”

De Partij voor de Dieren-fractie acht het zeer onwenselijk dat er op kinderboerderijen vanuit educatief oogpunt reclame wordt gemaakt voor de bio-industrie. Kinderboerderijen hebben de functie te laten zien hoe het wél moet, niet hoe het níet moet. De ‘goede voorbeeld’-functie van de kinderboerderij is ook vastgelegd in de door deze kinderboerderij ondertekende Overeenkomst uit 2017.[3] Educatie over de realiteit van de bio-industrie is bovendien mogelijk zonder dat de kinderboerderij die gruwelijke werkelijkheid zelf nabootst. Er kan bijvoorbeeld beeldende informatie worden gegeven zonder dat de kinderboerderij zich schuldig maakt aan dierenleed. De raad heeft ook de wens uitgesproken dat er wordt ingezet op diervriendelijke kinderboerderijen waar de dieren een onbezorgde oude dag krijgen en niet in het slachthuis belanden voor hun vlees.[4]

Bovendien ontving de fractie verontrustende berichten over een kinderboerderij in Amsterdam Nieuw-West. De dieren zouden op deze kinderboerderij geen medische verzorging krijgen omdat het vaak goedkoper is om de dieren een pijnlijke dood te laten sterven en een nieuw dier aan te schaffen, dan medische zorg in te schakelen. De Partij voor de Dieren heeft bovendien geconstateerd dat sommige dieren op deze kinderboerderij stressgedrag vertonen en in te kleine hokken worden gehouden. Dit laatste punt is door de Dierenbescherming al in 2015 aangekaart bij de kinderboerderij.[5]

Ook bij andere kinderboerderijen zijn er verontrustende signalen. Uit een digitale rondgang blijkt dat bijvoorbeeld weinig kinderboerderijen zich hebben gehouden aan de afspraak uit de Overeenkomst uit 2017 om via de website actief hun fokbeleid te communiceren. Sommige kinderboerderijen hebben wel een fokbeleid, maar zeggen daarin actief te fokken. Kinderboerderij De Pijp schrijft in het beleidsplan expliciet géén fokbeleid te hebben, maar op incidentele wijze en naar inzicht van de beheerders met de dieren te fokken.[6] De Partij voor de Dieren-fractie vond ook op de website van kinderboerderij De Buiktuin dat deze boerderij een gecombineerd cavia-konijnenverblijf heeft, wat volgens het rapport van de Dierenbescherming in strijd is met het dierenwelzijn. De dieren kunnen niet samen in één hok en ondervinden daar veel stress van.

Er zijn ongetwijfeld kinderboerderijen die het beste voor hebben met de dieren en werken volgens de laatste inzichten op het gebied van dierenwelzijn. Desondanks openbaarde een kleine rondgang al schrikbarend veel grotere en kleinere misstanden op dit gebied bij verschillende boerderijen. De Partij voor de Dieren-fractie vindt het tijd dat het dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijen grondig wordt onderzocht. Deze instellingen ontvangen veel subsidie van de gemeente. Zo ontving bovengenoemde kinderboerderij ’t Brinkie vorig jaar bijvoorbeeld 73.635 euro gemeenschapsgeld en kinderboerderij de Pijp 45.480 euro. De gemeente is als subsidieverstrekker mede-verantwoordelijk voor het welzijn van de dieren die hier leven.

Gezien het vorenstaande stelt het lid Bakker op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen:

  1. Hoe worden kinderboerderijen op dit moment op dierenwelzijn gecontroleerd? En met welke frequentie?
  2. Wat zijn de criteria op basis waarvan er gecontroleerd wordt?
  3. Hoe is het volgens het college gesteld met het dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijen? Graag een overzicht van de gegevens op basis waarvan deze vraag beantwoord wordt.
  4. Wanneer heeft de gemeente het dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijgen voor het laatst gecontroleerd of laten controleren?
  5. Op welke manier kan de gemeente, als subsidieverstrekker en handhavend orgaan, een actievere rol aannemen bij het garanderen van dierenwelzijn op de kinderboerderijen?
  6. Wat is precies het doel van de subsidies die de gemeente verstrekt aan kinderboerderijen?
  7. Hoe controleert de gemeente of deze subsidies ook inderdaad doelmatig en doeltreffend worden ingezet?
  8. Op welke wijze leggen de Amsterdamse kinderboerderijen verantwoording af over de ontvangen subsidies en ziet het college hierin ruimte voor verbetering?
  9. Waarom is het bovengenoemde rapport omtrent dierenwelzijn op Amsterdamse kinderboerderijen uit 2015 destijds niet met de gemeenteraad gedeeld?
  10. Waarom zijn de aanbevelingen uit het rapport van de Dierenbescherming destijds slechts gedeeltelijk overgenomen? Welke afweging(en) hebben daarbij een rol gespeeld?

Het behouden en verbeteren van dierenwelzijn behoort tot de uitgangspunten van de kinderboerderijen, zoals geformuleerd in de Overeenkomst Amsterdamse Kinderboerderijen uit 2017.[7]

11. Ziet het college mogelijke verbeteringen in het garanderen van dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijen?

12. Kan het college de Dierenbescherming vragen opnieuw een rapport te schrijven over het dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijen, specifiek ook een lijst met aanbevelingen ten aanzien van het verbeteren van dierenwelzijn op te stellen, en dit rapport delen met de raad?

13.

  1. Ziet het college mogelijke verbeteringen in het garanderen van dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijen?
  2. Kan het college de Dierenbescherming vragen opnieuw een rapport te schrijven over het dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijen, specifiek ook een lijst met aanbevelingen ten aanzien van het verbeteren van dierenwelzijn op te stellen, en dit rapport delen met de raad?
  3. Kan het college toezeggen de aanbevelingen die de Dierenbescherming daarin zal doen ten aanzien van het verbeteren van het dierenwelzijn op de kinderboerderijen over te nemen, of met zwaarwegende argumenten te komen waarom zij specifieke aanbevelingen niet overneemt?


[1] Dierenwelzijn-op-Kinderboerderijen-Adam-verslag-Dierenbescherming-2015.pdf (partijvoordedieren.nl).

[2]https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/5695555/1#search=%22Overeenkomst%20dierenwelzijn%20kinderboerderijen%202017%22

[3]https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/5695555/1#search=%22Overeenkomst%20dierenwelzijn%20kinderboerderijen%202017%22 p.2

[4] Amendement van het lid A.L. Bakker inzake de Begroting 2019 (Actiepunt voor oude dag op kinderboerderijen).

[5] Het gaat hierbij specifiek om konijnen die in zogenaamde ‘konijnenflats’ gehouden worden. Er zijn ook grotere konijnenverblijven op de boerderij aanwezig, waar een deel van de konijnen is gehuisvest. Maar sommige konijnen worden nog steeds solitair gehouden in te kleine hokken, tegengesteld aan de aanbevelingen van de Dierenbescherming.

[6] file:///H://Mijn%20documenten/Downloads/Beleidsplan%20Dierenwelzijn%20KB%20de%20Pijp.pdf p.2

[7]https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/5695555/1#search=%22Overeenkomst%20dierenwelzijn%20kinderboerderijen%202017%22.

Indiendatum: 28 jun. 2022
Antwoorddatum: 12 sep. 2022

Het college kan de gestelde vragen als volgt beantwoorden.

1. Hoe worden kinderboerderijen op dit moment op dierenwelzijn gecontroleerd? En met welke frequentie?

Antwoord: De controle (en handhaving) op dierenwelzijn is een landelijke bevoegdheid. De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) richt zich op huis- en hobbymatig gehouden (landbouw)dieren en daarmee de kinderboerderijen. De frequentie is meldingsafhankelijk. Er vindt over het algemeen altijd een herhalingscontrole plaats.

2. Wat zijn de criteria op basis waarvan er gecontroleerd wordt?

Antwoord: De wet Dieren bestaat uit verschillende onderdelen waaronder het Besluit houders van dieren. Hierin staan de algemene regels staan hoe (productie) dieren gehouden en verzorgd dienen te worden. Hier wordt door de LID op gecontroleerd en gehandhaafd.

3. Hoe is het volgens het college gesteld met het dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijen?

Graag een overzicht van de gegevens op basis waarvan deze vraag beantwoord wordt. Antwoord Het verbeteren van dierenwelzijn is een doorlopend proces. Door beperkte middelen is het niet altijd mogelijk om alles op orde te hebben. Dit betekent dat de situatie niet altijd perfect zal zijn. Op basis van de genoemde wet- en regelgeving in vraag 2 heeft het college op dit moment geen reden om te veronderstellen dat er overtredingen worden begaan die betrekking hebben op het dierenwelzijn op de kinderboerderijen. Het college is van mening dat er op het gebied van dierenwelzijn ten opzichte van 2015 bij de kinderboerderijen juist verbeteringen hebben plaatsgevonden. In de Evaluatie Agenda Dieren is uitgebreid verslag gedaan over de investeringen door de gemeente in dierenwelzijn op kinderboerderijen (zowel fysiek en vakopleidingen) en de eigen overeenkomst van de kinderboerderijen om het dierenwelzijn daar te borgen.

4. Wanneer heeft de gemeente het dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijen voor het laatst gecontroleerd of laten controleren?

Antwoord De gemeente neemt geen formele controlerende positie in als het gaat om dierenwelzijn.

5. Op welke manier kan de gemeente, als subsidieverstrekker en handhavend orgaan, een actievere rol aannemen bij het garanderen van dierenwelzijn op de kinderboerderijen? Antwoord: Het behoud van de functies van een kinderboerderij staat in beginsel centraal bij de subsidieverlening. Sinds enkele jaren is in de verschillende subsidiebeschikkingen een verwijzing opgenomen naar het doel van het verbeteren van het dierenwelzijn op kinderboerderijen en het volgen van de overeenkomst “Van hart voor dieren naar toekomstbestendig dierenwelzijn die ondertekend moet zijn. “In een goedwerkende omgeving voor Kinderboerderijen werken kinderboerderijen en gemeente Amsterdam samen aan de (verdere) verbetering van dierenwelzijn. De kinderboerderijen hebben gezamenlijk de stedelijke overeenkomst Dierenwelzijn “Van hart voor dieren naar toekomstbestendig dierenwelzijn” afgesloten. U heeft de overeenkomst medeondertekend. Wij verwachten dan ook dat u zich aan de overeenkomst houdt en conform de overeenkomst het beleid en beheer vormgeeft”. Dit zorgt ervoor dat dierenwelzijn wel in de verantwoording een onderdeel is van het subsidieverantwoordingsgesprek. Dit biedt de gemeente de kans om te benadrukken dat dierenwelzijn belangrijk is, ondanks het feit dat we verder geen bevoegdheden hebben om dit formeel te controleren.

6. Wat is precies het doel van de subsidies die de gemeente verstrekt aan kinderboerderijen?

Antwoord: Het verlenen van subsidies aan kinderboerderijen is een bevoegdheid van het dagelijks bestuur van de stadsdelen. In de subsidieverlening door de stadsdelen staat over het algemeen het in stand houden van de (sociaal-maatschappelijke) functies van een kinderboerderij centraal. De subsidie kan daarmee betrekking hebben op de exploitatie (en dus de dieren) en/of activiteiten.

7. Hoe controleert de gemeente of deze subsidies ook inderdaad doelmatig en doeltreffend worden ingezet?

Antwoord: Doelmatigheid en doeltreffendheid gaat respectievelijk over het behalen van beleidsdoelen en de (kosten) efficiënte inzet van subsidiemiddelen. Dit gebeurt nu langs de reguliere lijnen zoals deze voorgeschreven staan in de wet- en regelgeving waaronder de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA 2013).

8. Op welke wijze leggen de Amsterdamse kinderboerderijen verantwoording af over de ontvangen subsidies en ziet het college hierin ruimte voor verbetering?

Antwoord: Dit gaat zoals in de wet- en regelgeving waaronder de ASA 2013 dit voorschrijft. Een kinderboerderij verantwoordt zich met een inhoudelijke en financiële rapportage en afhankelijk van het subsidiebedrag met een accountantsverklaring.

9. Waarom is het bovengenoemde rapport omtrent dierenwelzijn op Amsterdamse kinderboerderijen uit 2015 destijds niet met de gemeenteraad gedeeld?

Antwoord: In 2015 heeft de verantwoordelijk wethouder aan de dierenbescherming gevraagd om een beeld te schetsen van de stand van het dierenwelzijn bij de Amsterdamse kinderboerderijen. Dit is in concept gedeeld met de kinderboerderijen, maar heeft (in gezamenlijk overleg) nooit een definitieve status gekregen. In 2016 is afgesproken dat afronding niet noodzakelijk was. Het had als enkel doel om het gesprek tussen de gemeente en de kinderboerderijen te starten, wat is gebeurd.

10. Waarom zijn de aanbevelingen uit het rapport van de Dierenbescherming destijds slechts gedeeltelijk overgenomen? Welke afweging(en) hebben daarbij een rol gespeeld?

Antwoord: De Amsterdamse kinderboerderijen zijn zelfstandige organisaties en bovendien divers van karakter. Zij variëren van kleine buurtboerderij aan een Amsterdamse gracht tot een semi boerenbedrijf wat ook bepalend is voor de wijze waarop zij dieren houden. Naast de wet- en regelgeving waar zij aan dienen te voldoen, hebben zij ervoor gekozen om gezamenlijk een overeenkomst af te sluiten. Dit valt te prijzen, aangezien dit nergens anders in Nederland ooit gedaan is. Zij nemen daarin zichtbaar de verantwoordelijkheid voor het welzijn van de dieren en zijn daarop individueel aanspreekbaar. Zo ook op de aanbevelingen uit het rapport van de Dierenbescherming uit 2015. Toelichting door indiener: Het behouden en verbeteren van dierenwelzijn behoort tot de uitgangspunten van de kinderboerderijen, zoals geformuleerd in de Overeenkomst Amsterdamse Kinderboerderijen uit 2017.7

11. Ziet het college mogelijke verbeteringen in het garanderen van dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijen?

Antwoord: Zoals in vraag 1 staat, is de gemeente geen controlerende en handhavende instantie als het gaat om het beoordelen van dierenwelzijn. Er issinds 2016 incidenteel budget vrijgemaakt om het dierenwelzijn op de kinderboerderijen te stimuleren. Daarnaast is in de verschillende subsidiebeschikkingen opgenomen dat de kinderboerderijen zich aan de eigen overeenkomst dienen te houden zoals in vraag 5 is beschreven. De eigen beleidsplannen die gebaseerd zijn op de eigen overeenkomst worden naar verwachting vanaf 2023 onderdeel van de subsidieaanvraag- en verantwoording.

12. Kan het college de Dierenbescherming vragen opnieuw een rapport te schrijven over het dierenwelzijn op de Amsterdamse kinderboerderijen, specifiek ook een lijst met aanbevelingen ten aanzien van het verbeteren van dierenwelzijn op te stellen, en dit rapport delen met de raad?

Antwoord: Het college ziet zelf geen noodzaak voor een aanvullend onderzoek. De Dierenbescherming heeft daarnaast ook laten weten niet tegemoet te kunnen komen aan het opstellen van een nieuw onderzoek.

13. Kan het college toezeggen de aanbevelingen die de Dierenbescherming daarin zal doen ten aanzien van het verbeteren van het dierenwelzijn op de kinderboerderijen over te nemen, of met zwaarwegende argumenten te komen waarom zij specifieke aanbevelingen niet overneemt?

Antwoord: Zie antwoord vraag 12.

Wij staan voor:

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen inzake druk op de inclusiviteit van de openbare ruimte door permanente coronaterrassen

Lees verder

Schriftelijke vragen inzake (drink)waterproblematiek datacenters

Lees verder

    Word actief Doneer