Aanvul­lende vragen inzake de verkoop van dieren in nieuwe tuin­centra


Indiendatum: apr. 2015

Aanvullende schriftelijke vragen van het raadslid de heer Van Lammeren (Partij voor de Dieren) inzake de verkoop van dieren in nieuwe tuincentra

Amsterdam, 30 maart 2015

Aan het college van burgemeester en wethouders

Inleiding.

Op 16 februari 2015 ontving de fractie van de Partij voor de Dieren de beantwoording van de schriftelijke vragen inzake de verkoop van dieren in nieuwe tuincentra van 6 januari 2015 (zie Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 104). Deze vragen waren gesteld naar aanleiding van het plan van Praxis om in hun nieuwe tuincentra dieren te gaan verkopen. De beantwoording geeft voor de fractie aanleiding tot het stellen van de volgende aanvullende vragen.

Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen te stellen:

1. In de beantwoording van de schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren van 6 januari 2015 geeft het college op de vraag “Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat een tuincentrum dat, zoals de naam al aangeeft, gericht is op verkoop van tuingerelateerde artikelen, door het neerzetten van dieren in de winkel impulsaankopen stimuleert? Zo ja, kan het college dit motiveren? Zo niet, waarom niet?” het antwoord: “Nee. Verkoop van dieren in tuincentra leidt niet per definitie gemakkelijker tot impulsaankopen. De meeste klanten van tuincentra komen daar voor de aanschaf van planten en tuinartikelen. Klanten die in een tuincentrum een huisdier aanschaffen zullen dat naar verwachting al van tevoren hebben overwogen.”

Kan het college aangeven op welke bron(nen) het zich in dit antwoord baseert? (in andere woorden: uit welke bron of welk onderzoek blijkt dat ‘verkoop van dieren in tuincentra niet per definitie leidt gemakkelijker tot impulsaankopen’? En uit welke bron of welk onderzoek blijkt dat ‘klanten die in een tuincentrum een huisdier aanschaffen dat naar verwachting al van tevoren hebben overwogen’?

2. In de beantwoording van de schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren van 6 januari 2015 geeft het college op de vraag “Een bedrijf dat dieren verkoopt moet zich houden aan de regelgeving uit het Besluit Houders van Dieren. Op welke manier wordt deze regelgeving in Amsterdam gecontroleerd? Hoe vaak vindt controle gemiddeld plaats? Hoeveel en welke overtredingen zijn sinds 1 juli 2014, de ingangsdatum van het besluit, vastgesteld in Amsterdam?” het antwoord dat “Naar aanleiding van meldingen van burgers bij de Dierenbescherming komt af en toe een inspecteur van de Landelijke Inspectie Dierenbescherming controleren, maar deze heeft op basis van de bevindingen geen overtredingen geconstateerd.”

In het antwoord wordt uitsluitend ingegaan op Tuincentrum Osdorp, terwijl de vraag is gesteld over alle winkels die dieren verkopen.
a. Kan het college de term ‘af en toe’ nader specificeren door het aantal controles te noemen dat van 1 juli t/m 31 december 2014 heeft plaatsgevonden bij Tuincentrum Osdorp en hierbij aangeven welke instantie de controle heeft gedaan?
b. Kan het college de term ‘af en toe’ nader specificeren door het aantal controles te noemen dat van 1 juli t/m 31 december 2014 heeft plaatsgevonden bij alle verkooppunten van dieren in Amsterdam en hierbij aangeven welke instantie de controle heeft gedaan?
c. Interpreteert de Partij voor de Dieren het antwoord van het college juist door te constateren dat geen enkele overtreding op de Wet Dieren, dan wel Besluit Houders van Dieren is geconstateerd in alle verkooppunten van dieren in Amsterdam, in de periode 1 juli t/m 31 december 2014? Zo nee, kan het college toelichten welke overtredingen wanneer en waar zijn geconstateerd, en door welke controlerende instantie?
d. Kan het college de bron aangeven van bovenstaande antwoorden?

3. In de beantwoording van de schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren van 6 januari 2015 geeft het college op de vraag “In het Besluit Houders van Dieren staat onder meer dat een verkoper van een dier verplicht schriftelijke informatie moet meegeven aan de nieuwe eigenaar, en dat deze eigenaar minimaal 16 jaar oud moet zijn. De informatie moet in elk geval ingaan op verzorging, huisvesting, gedrag en de kosten die met het houden van het dier gemoeid zijn. Kan het college aangeven hoe deze regels worden gehandhaafd en hoeveel overtredingen hierop sinds 1 juli 2014 in Amsterdam zijn geconstateerd?” wederom een antwoord dat slechts van toepassing is op Tuincentrum Osdorp.

a. Kan het college aangeven hoe de genoemde regels uit het Besluit Houders van Dieren worden gehandhaafd in heel Amsterdam?
b. En hoeveel overtredingen hierop van 1 juli t/m 31 december 2014 in Amsterdam zijn geconstateerd?

Het lid van de gemeenteraad,

J.F.W. van Lammeren

Indiendatum: apr. 2015
Antwoorddatum: 29 mrt. 2015

Download hier de beantwoording op de aanvullende schriftelijke vragen inzake de verkoop van dieren in tuincentra.