Aanvullende schriftelijke vragen inzake het kappen van alle 31 bomen naast de ventweg aan de Bos en Lommerweg
Indiendatum: 2 jun. 2021
Toelichting:
Op 7 januari heeft ondergetekende vragen gesteld over het kappen van alle 31 bomen naast de ventweg aan de Bos en Lommerweg. Hoewel in de op 25 februari ontvangen beantwoording[i] staat dat het stadsdeel West van mening is dat behoud van zoveel mogelijk bomen een belangrijk uitgangspunt is bij ruimtelijke ingrepen, ziet de fractie van de Partij voor de Dieren toch een aantal zorgelijke elementen. Zo is het opvallend dat er veel aandacht uitgaat naar het niet-strakke uiterlijk van het groen en het doel van het creëren van een ‘evenwichtig beeld’. Door een deel van de bomen te laten staan zou “er een onevenwichtig beeld door de verschillende grootte in bomen, evenals de lijn waarin de bomen staan” ontstaan. Ook zou in het proces hebben meegespeeld dat de huidige bomen er volgens buurtbewoners voor zorgen “dat de omgeving erg donker is en de straat een onverzorgde uitstraling heeft”. Het stadsdeel wil met nieuwe zilverlindes en hagen “bijdragen aan de continuïteit van het groenbeeld”. Dit terwijl de levensverwachting van veertien bomen is geschat op 10-25 jaar en van vijf andere bomen op maarliefst >25 jaar. Wat betreft Partij voor de Dieren is een wat (sommigen zullen zien als een) slordiger of natuurlijk rommelig uiterlijk van groen en bomen, waardoor het straatbeeld minder evenwichtig of uniform zou zijn, zeker geen reden om het dan maar te verwijderen. Juist een grote verscheidenheid en hoeveelheid aan bomen is wenselijk voor het vergroten van de biodiversiteit en elke boom telt voor het klimaatadaptief maken van de stad.
Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van Partij voor de Dieren, op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen:
1. Volgens de beantwoording is het uitgangspunt dat gezonde bomen zoveel mogelijk blijven staan bij ruimtelijke ingrepen. De bomen zouden volgens de beantwoording niet “gezond genoeg zijn om de werkzaamheden die nodig zijn voor de herinrichting te overleven”.
- Wanneer wordt een boom als gezond genoeg beschouwd om te blijven staan bij ruimtelijke ingrepen?
- Als de levensverwachting van een boom lang is, mag deze dan toch gewoon verwijderd worden of moeten hier zwaarwegende redenen aan ten grondslag liggen?
- Waarom telt een levensverwachting van 10-25 jaar of >25 jaar in dit geval niet als gezond genoeg om te blijven staan? Of wordt hiermee bedoeld ‘niet gezond genoeg om te verplaatsen’?
- En hoe rijmt het kappen van bomen met een dergelijke levensverwachting met het Handboek Groen, waarin staat dat behoud en inpassing van bestaand groen (waaronder o.a. gezonde exemplaren die niet meer verplantbaar zijn vallen) het uitgangspunt is bij herinrichting[ii]?
2. Volgens het Handboek Groen wordt als onderdeel van de conclusie van de Bomen Effect Analyse (BEA) advies gegeven met maatregelen over hoe de bomen eventueel wel te behouden zijn als het antwoord op de vraag ‘Is behoud van de bomen mogelijk als de voorgenomen activiteiten in de omgeving van de bomen plaatsvinden?’ ‘nee’ is, maar de bomen op zich een goede toekomstverwachting hebben[iii].
- Uit de BEA komt naar voren dat de levensverwachting van veertien bomen is geschat op 10-25 jaar en van vijf andere bomen op maarliefst >25 jaar. Hoe luidde het advies in de BEA met maatregelen over hoe de bomen eventueel wel te behouden zijn?
- Is er een scenario onderzocht waarbij deze bomen verplaatst en dus behouden hadden kunnen worden?
- Het stadsdeel geeft aan dat de bomen effect analyse aantoont dat de bomen in slechte en kleine boomvakken staan, wat zich uit in beperkte groei en een relatief kleine kruin en bladerdek. Is bekeken of de levensverwachting van de bomen verbeterd had kunnen worden door betere boomvakken te creëren? Zo nee, waarom niet?
3. Volgens de beantwoording bestond er vanuit de bewoners en ondernemers een wens om de bomen te vervangen omdat deze zouden zorgen voor een donkere straat met onverzorgde uitstraling. Ook wordt kenbaar gemaakt in de beantwoording dat een deel van de bomen niet kan blijven staan omdat er zo een “onevenwichtig beeld door de verschillende grootte in bomen, evenals de lijn waarin de bomen staan” zou ontstaan.
- Acht het college het juist dat donkerte en een onverzorgde uitstraling worden meegenomen in de afweging tussen behoud en kap?
- Wat vindt het college van het argument (voor bomenkap) dat het laten staan van een deel van de bomen “een onevenwichtig beeld” oplevert?
- Hoe rijmen de argumenten (voor bomenkap) over donkerte, onverzorgde uitstraling en onevenwichtig beeld met het beleidskader Puccinimethode, waarin staat dat het streven is om bestaande bomen en boomstructuren zoveel mogelijk in ontwerpen in te passen[iv]?
- Hoe rijmen de argumenten (voor bomenkap) over donkerte, onverzorgde uitstraling en onevenwichtig beeld met het beleidskader Puccinimethode, waarin staat dat bij boomsoortkeuze rekening wordt gehouden met de diversiteit aan boomsoorten “niet alleen uit esthetisch oogpunt, maar ook om ecologische redenen en om beter bestand te zijn tegen ziekten en plagen”[v]?
- Is het een doel van het college of van het stadsdeel om meer uniformiteit ofwel eenheidsworst te creëren op het gebied van het groen in de stad? Zo nee, wat wordt er dan precies bedoeld met termen als “een onevenwichtig beeld” en het antwoord dat de nieuwe zilverlindes en hagen gaan bijdragen aan “de continuïteit van het groenbeeld”? Graag een toelichting.
4. Ziet het college kansen om de regels omtrent bomenkap bij herinrichtingen strenger te maken zodat vaker gekozen wordt voor een ontwerp om de bestaande bomen heen? Zo ja, aan welke regels wordt gedacht? Zo nee, waarom niet?
Het lid van de gemeenteraad, |
A.L. Bakker
[i] https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/9603851/3#search=%22Schrif%C2%ADte%C2%ADlijke%20vragen%20inzake%20het%20kappen%20van%20alle%2031%20bomen%20naast%20de%20ventweg%20aan%20de%20Bos%20en%20Lommerweg%22
[ii] https://131f4363709c46b89a6ba5bc764b38b9.objectstore.eu/hior/Documenten/Handboek%20Groen,%20Standaard%20voor%20het%20Amsterdamse%20straatbeeld%20(Puccinimethode)%20(2020).pdf
[iii] https://131f4363709c46b89a6ba5bc764b38b9.objectstore.eu/hior/Documenten/Handboek%20Groen,%20Standaard%20voor%20het%20Amsterdamse%20straatbeeld%20(Puccinimethode)%20(2020).pdf
[iv]https://131f4363709c46b89a6ba5bc764b38b9.objectstore.eu/hior/Documenten/Beleidskader%20Puccinimethode%20(2018).pdf#PagCls_14664022
[v] https://131f4363709c46b89a6ba5bc764b38b9.objectstore.eu/hior/Documenten/Beleidskader%20Puccinimethode%20(2018).pdf#PagCls_14664022
Indiendatum:
2 jun. 2021
Antwoorddatum: 14 sep. 2021
1. Volgens de beantwoording is het uitgangspunt dat gezonde bomen zoveel mogelijk blijven staan bij ruimtelijke ingrepen. De bomen zouden volgens de beantwoording niet “gezond genoeg zijn om de werkzaamheden die nodig zijn voor de herinrichting te overleven”.
a. Wanneer wordt een boom als gezond genoeg beschouwd om te blijven staan bij ruimtelijke ingrepen?
Antwoord
Kerngezonde bomen kunnen bij ruimtelijk ingrepen een stootje verdragen, maar zodra de conditie van de bomen achteruit gaat neemt het ‘incasseringsvermogen’ van een boom af. Ruimtelijke ingrepen gaan in alle gevallen gepaard met wijziging/inmenging van de groeiplaats van de boom. Zo worden fietspaden verlegd, kabels en leidingen vernieuwd, riolen, putten en huisaansluitingen vervangen. Daarnaast moet vaak worden afgegraven of opgehoogd. Bomen in verminderde conditie kunnen deze ingrepen rond de groeiplaats slecht verdragen en overleven dit vaak niet, ondanks alle voorzorgsmaatregelen. De impact van de verschillende ruimtelijke ingrepen in combinatie met de conditie van de boom bepalen of een boom wel of niet kan blijven staan.
b. Als de levensverwachting van een boom lang is, mag deze dan toch gewoon verwijderd worden of moeten hier zwaarwegende redenen aan ten grondslag liggen?
Antwoord
Als de levensverwachting van een boom nog lang is, dan is het uitgangspunt dat deze kan blijven staan. Echter, dit is ook sterk afhankelijk van de boomsoort. Een plataan, linde en iep kunnen ingrepen rond de groeiplaats veel beter verdragen dan bijvoorbeeld een paardenkastanje of een esdoorn. Een geringe ingreep rond groeiplaats kan de dood van een boom inluiden. Voor bomen met een lange levensverwachting, in goede conditie, relatief ouder en van een soort dat ‘tegen een stootje kan’, moeten er zeer zwaarwegende redenen zijn om deze te kappen.
c. Waarom telt een levensverwachting van 10-25 jaar of >25 jaar in dit geval niet als gezond genoeg om te blijven staan? Of wordt hiermee bedoeld ‘niet gezond genoeg om te verplaatsen’?
Antwoord
De levensverwachting is een inschatting van de boomdeskundige en geeft de termijn aan waarin de boom nog een goede groei vertoont. Een dertig jaar oude meidoorn in verharding met een levensverwachting van 10-25 jaar is na deze periode vrijwel zeker dood. Een dertig jaar oude iep op dezelfde plek met een levensverwachting van 10-25 jaar zal na deze periode een matig tot slechte groei vertonen, maar kan in theorie soms nog wel 50 jaar blad krijgen. De levensverwachting wordt altijd in samenhang bekeken met de boomsoort, de leeftijd en de groeiplaatsomstandigheden.
d. En hoe rijmt het kappen van bomen met een dergelijke levensverwachting met het Handboek Groen, waarin staat dat behoud en inpassing van bestaand groen (waaronder o.a. gezonde exemplaren die niet meer verplantbaar zijn vallen) het uitgangspunt is bij herinrichting?
Antwoord
De levensverwachting en conditie (actuele toestand van de boom) bepalen in belangrijke mate of bomen kunnen worden behouden bij ruimtelijke ingrepen. Daarnaast wordt ook gekeken naar de boomsoort (‘incasseringsvermogen’), de leeftijd en de bestaande groeiplaatsomstandigheden. Als dit gunstig uitpakt is het behoud van de bomen uitgangspunt.
2. Volgens het Handboek Groen wordt als onderdeel van de conclusie van de Bomen Effect Analyse (BEA) advies gegeven met maatregelen over hoe de bomen eventueel wel te behouden zijn als het antwoord op de vraag ‘Is behoud van de bomen mogelijk als de voorgenomen activiteiten in de omgeving van de bomen plaatsvinden?’ ‘nee’ is, maar de bomen op zich een goede toekomstverwachting hebben.
a. Uit de BEA komt naar voren dat de levensverwachting van veertien bomen is geschat op 10-25 jaar en van vijf andere bomen op maar liefst >25 jaar. Hoe luidde het advies in de BEA met maatregelen over hoe de bomen eventueel wel te behouden zijn?
Antwoord: De kwaliteit van bomen wordt uitgedrukt in conditie en toekomstverwachting. De conditie is bepaald aan de hand van de groei, de aanwezigheid dan wel afwezigheid van scheut- en taksterfte, de mate van overgroeiing van snoei- en andere wonden en de bladzetting en bladkleur. De toekomstverwachting is bepaald aan de hand van de conditie in samenhang met de aangetroffen gebreken en de lokale groeiplaatsomstandigheden. De groei van deze lindebomen is bij zes exemplaren als redelijk beoordeeld; bij vijftien bomen als matig, bij vier bomen als slecht, en bij zes bomen stagneert de groei. De levensverwachting bedraagt voor vijf bomen >25 jaar, voor veertien bomen 10-25 jaar, voor elf bomen 5-10 jaar en voor één boom 1-5 jaar. De bomen groeien vrijwel niet, vertonen twijg- en taksterfte. De kronen hebben een slechte groeivorm en de verwachting is dat de bomen verder aftakelen vanwege de slechte kwaliteit van de groeiplaats. De slechte conditie van de bomen is ontstaan door onvoldoende ontwikkelingsmogelijkheden die de bodem nu biedt: nauwelijks voedingsstoffen, (te) snel wegzakkend regenwater en sterke verdichting met een te hoge indringingsweerstand voor de wortels als gevolg.
b. Is er een scenario onderzocht waarbij deze bomen verplaatst en dus behouden hadden kunnen worden?
Antwoord: Ja, er zijn opties onderzocht om de bomen te verplaatsen. De conditie van de bomen is onvoldoende, met een slecht ontwikkelde kluit en kroon, waardoor verplaatsing van de bomen geen haalbare en toekomstbestendige optie is.
c. Het stadsdeel geeft aan dat de bomen effect analyse aantoont dat de bomen in slechte en kleine boomvakken staan, wat zich uit in beperkte groei en een relatief kleine kruin en bladerdek. Is bekeken of de levensverwachting van de bomen verbeterd had kunnen worden door betere boomvakken te creëren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Ja, dit is in de afweging van mogelijke verplaatsing meegewogen. Bomen worden in geval van aanplant (zowel nieuw als verplanten) in alle gevallen voorzien van een optimale groeiplaats met voldoende ruimte. Echter de conditie van deze bomen is onvoldoende om verbetering in levensverwachting te kunnen verwachten. (zie antwoord 2a en 2b)
3. Volgens de beantwoording bestond er vanuit de bewoners en ondernemers een wens om de bomen te vervangen omdat deze zouden zorgen voor een donkere straat met onverzorgde uitstraling. Ook wordt kenbaar gemaakt in de beantwoording dat een deel van de bomen niet kan blijven staan omdat er zo een “onevenwichtig beeld door de verschillende grootte in bomen, evenals de lijn waarin de bomen staan” zou ontstaan.
a. Acht het college het juist dat donkerte en een onverzorgde uitstraling worden meegenomen in de afweging tussen behoud en kap?
Antwoord: Donkerte en een onverzorgde uitstraling is geen reden in de afweging tussen behoud en kap. Dit betrof een uitspraak van bewoners. Voor het stadsdeel en het college gaat het om de afweging vanuit een combinatie van factoren waarbij de bomen in deze situatie vanwege de matige tot slechte conditie van de bomen, de slechte groeiomstandigheden en de ongunstige positionering binnen het profiel, geen toekomstverwachting hebben.
b. Wat vindt het college van het argument (voor bomenkap) dat het laten staan van een deel van de bomen “een onevenwichtig beeld” oplevert?
Antwoord: Een onevenwichtig beeld is geen reden in de afweging tussen behoud en kap. Zie antwoorden op vraag 2 en 3a
c. Hoe rijmen de argumenten (voor bomenkap) over donkerte, onverzorgde uitstraling en onevenwichtig beeld met het beleidskader Puccinimethode, waarin staat dat het streven is om bestaande bomen en boomstructuren zoveel mogelijk in ontwerpen in te passen?
Antwoord: In de voorbereiding van het project is gekeken hoe de bestaande bomen en boomstructuren zoveel mogelijk behouden konden worden. Door de gewenste opheffing van de ventweg en het verschuiven van het profiel en de wensen om de verkeersveiligheid te verbeteren door het versmallen van de Bos en Lommerweg, zouden de meeste van de huidige bomen in het toekomstige fietspad komen te staan.
d. Hoe rijmen de argumenten (voor bomenkap) over donkerte, onverzorgde uitstraling en onevenwichtig beeld met het beleidskader Puccinimethode, waarin staat dat bij boomsoortkeuze rekening wordt gehouden met de diversiteit aan boomsoorten “niet alleen uit esthetisch oogpunt, maar ook om ecologische redenen en om beter bestand te zijn tegen ziekten en plagen?
Antwoord: In de nieuwe situatie wordt de Hoofdbomenstructuur (vanaf de Burgemeester de Vlugtlaan tot aan de Haarlemmerweg) doorgezet met de zilverlinde (Tilia tomentosa). De huidige bomen worden vervangen door 22 zilverlindes en 8-11 meerstammige en kleinere bomen in de boomvakken. Naast de 22 nieuwe zilverlindes komen er boomeilanden en haagjes. Deze beplanting is conform Puccini Groen en speelt tevens in op de richtlijn om 50 procent van de biodiversiteit buiten de ecologische zone te realiseren. In de hele straat komen aan twee zijden tussen de parkeervakken en het fietspad hagen welke op diverse plekken wordt onderbroken om bij parkeerplaatsen te komen. Door het aanbrengen van de nieuwe bomen, boomvakken en hagen wordt de straat vergroend met kwalitatief hoogwaardige beplanting die bijdraagt aan de biodiversiteit van de stad.
e. Is het een doel van het college of van het stadsdeel om meer uniformiteit ofwel eenheidsworst te creëren op het gebied van het groen in de stad? Zo nee, wat wordt er dan precies bedoeld met termen als “een onevenwichtig beeld” en het antwoord dat de nieuwe zilverlindes en hagen gaan bijdragen aan “de continuïteit van het groenbeeld”? Graag een toelichting.
Antwoord: Het is niet het doel van het college of van het stadsdeel om meer uniformiteit ofwel eenheidsworst te creëren op het gebied van het groen in de stad. Er wordt aangesloten op de hoofdbomenstructuur aangevuld met vergroening door kwalitatief hoogwaardige beplanting.
4. Ziet het college kansen om de regels omtrent bomenkap bij herinrichtingen strenger te maken zodat vaker gekozen wordt voor een ontwerp om de bestaande bomen heen? Zo ja, aan welke regels wordt gedacht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Het college houdt zich aan de bomenverordening gemeente Amsterdam. Daarbij stelt het college dat bij gezonde bomen het uitgangspunt is om deze te behouden, maar dat er afwegingen per locatie worden gemaakt op grond van de conditie van de bomen en met rekenschap van de situatie als gevolg van inrichting.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Aanvullende schriftelijke vragen inzake het vergroten en verbeteren van het Natuurnetwerk Nederland rondom de Gaasperplas
Lees verderSchriftelijke vragen inzake vastgoedmarkt verjaagt zorgverleners uit de buurt
Lees verder