Vragen inzake rampenplan tijdens cala­mi­teiten voor flora en fauna


Indiendatum: mrt. 2011

Nr. 75
Schriftelijke vragen van het raadslid de heer Van Lammeren (PvdD) inzake het rampenplan tijdens calamiteiten voor flora en fauna

Amsterdam 22 maart 2011

Aan het college van burgemeester en wethouders

Inleiding.

Op 21 maart 2011 was er weer een brand in het westelijk havengebied. Dit keer was het bij Oba buld terminal. Eind vorige maand was in de een loods van chemiebedrijf Diergaarde Chemical Storage aan de Latexweg in het Westelijk havengebied een grote brand uitgebroken. En de maand daarvoor was er een kustvaartschip en een binnenvaarttanker (eigenaar VT tanker) op elkaar gebotst ter hoogte van de Mercuriushaven. Bij deze botsing was 250.000 liter olie in het Noordzeekanaal gelekt.

De gevolgen voor het Noordzeekanaal waren groot. Vele watervogels (meerkoeten, eenden, meeuwen en zwanen) hebben al hun dood gevonden in het water. De gevolgen van de brand van vorige maand in het chemische bedrijf lijken voor als nog mee te vallen. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is begonnen met het nemen van monsters van de lucht en roetdeeltjes.

Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen:

1. De gemeente Amsterdam heeft een algemeen Rampenplan waarin op hoofdlijnen staat wie wat moet doen bij zware ongevallen met effecten op stedelijke schaal. Wordt in dit rampenplan beschreven hoe met de flora en fauna dient om te worden gegaan? Zo nee, wanneer zal een dergelijk toevoeging aan het plan geschreven worden?
2. Is er in het rampenplan een reserve opgesteld om de financiële kosten gemaakt voor de opruiming van schade aan flora en fauna te dekken?
3. Wanneer wordt het rampenplan ingezet? Wordt schade aan flora en fauna meegenomen als meetpunt?
4. In welke gevallen neemt de Burgemeester de regie op zich, en in welke gevallen wordt de regie overgedragen? Is er een meetpunt?
5. Wordt er in het rampenplan ook rekening gehouden met calamiteiten door water? Zo ja, is er dan ook een plan voor flora en fauna hierin opgenomen?
6. De Dierenambulance heeft ism Rijkswaterstaat een meldnummer opgesteld tijdens de olielek. Waar bleef de gemeente bij dit alles? Is het niet een taak van de burgemeester om de regie op zich te nemen, aangezien de effecten van stedelijke schaal zijn?
7. Wat is op dit moment de inschatting van de schade aan de flora en fauna na de olielek?
8. Wat zijn de resultaten van de genomen monsters van het RIVM?

Het lid van de gemeenteraad,

J.F.W. van Lammeren

Indiendatum: mrt. 2011
Antwoorddatum: 24 mrt. 2011

Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.F.W. van Lammeren van 22 maart 2011 inzake het Rampenplan en hoe om te gaan met flora en fauna tijdens calamiteiten.

Amsterdam, 6 mei 2011

Aan de gemeenteraad

Inleiding.

Op 21 maart 2011 was er weer een brand in het westelijk havengebied. Dit keer was het bij Oba buld terminal. Eind februari 2011 was in de een loods van chemiebedrijf Diergaarde Chemical Storage aan de Latexweg in het Westelijk havengebied een grote brand uitgebroken. En de maand daarvoor was er een kustvaartschip en een binnenvaarttanker (eigenaar VT tanker) op elkaar gebotst ter hoogte van de Mercuriushaven. Bij deze botsing was 250.000 liter olie in het Noordzeekanaal gelekt.

De gevolgen voor het Noordzeekanaal waren groot. Vele watervogels (meerkoeten, eenden, meeuwen en zwanen) hebben al hun dood gevonden in het water. De gevolgen van de brand van vorige maand in het chemische bedrijf lijken voor als nog mee te vallen. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is begonnen met het nemen van monsters van de lucht en roetdeeltjes.

Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 22 maart 2011, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht:

1. De gemeente Amsterdam heeft een algemeen Rampenplan waarin op hoofdlijnen staat wie wat moet doen bij zware ongevallen met effecten op stedelijke schaal. Wordt in dit rampenplan beschreven hoe met de flora en fauna dient om te worden gegaan? Zo nee, wanneer zal een dergelijk toevoeging aan het plan geschreven worden?

Antwoord:
Flora en fauna is opgenomen in het crisisproces Milieu. Het crisisproces Milieu is één van de processen gekoppeld aan het crisisbeheersingsplan (=rampenplan). Dit proces valt onder verantwoordelijkheid van de Dienst Milieu- en bouwtoezicht (DMB). Doel van het crisisproces Milieu is er voor te zorgen dat zowel tijdens als na afloop de schadelijke gevolgen van de gebeurtenis op het milieu zo beperkt mogelijk blijven.
2. Is er in het rampenplan een reserve opgesteld om de financiële kosten gemaakt voor de opruiming van schade aan flora en fauna te dekken?

Antwoord:
In de gemeentebegroting zijn geen middelen opgenomen voor de financiële consequenties van crisis. Als naar aanleiding van een crisis nazorg noodzakelijk is wordt een specifiek budget met dekking aangevraagd. Als dekking wordt als regel de begrotingspost Onvoorziene uitgaven aangewezen. Deze gedragslijn is bijvoorbeeld gevolgd bij de nazorg Viermasterstraat in Amsterdam Noord en bij de nazorg Zedenzaak.

3. Wanneer wordt het rampenplan ingezet? Wordt schade aan flora en fauna meegenomen als meetpunt?

Antwoord:
Met en op grond van het crisisbeheersingsplan worden voorbereidingen getroffen zodanig dat de oorzaak van een crisis adequaat kan worden bestreden en de gevolgen voor mens, dier en/ of goederen zo veel mogelijk beperkt worden. Het crisisbeheersingsplan kan worden ingezet als het milieu in ernstige mate wordt bedreigd of geschaad, en waarbij een gecoördineerde inzet van de hulpdiensten vereist is om de schadelijke gevolgen te beperken.

4. In welke gevallen neemt de burgemeester de regie op zich, en in welke gevallen wordt de regie overgedragen? Is er een meetpunt?

Antwoord:
Indien zich een crisis, zoals gedefinieerd in het crisisbeheersingsplan zich voordoet, stelt de burgemeester deze in werking. Als het crisisbeheersingsplan ingezet wordt, zal het opperbevel bij de burgemeester liggen. Afhankelijk van het type incident kan het zijn dat de bevoegdheid tot het nemen van maatregelen bij een ander overheidsgezag ligt dan de gemeente.

5. Wordt er in het rampenplan ook rekening gehouden met calamiteiten door water? Zo ja, is er dan ook een plan voor flora en fauna hierin opgenomen?

Antwoord:
Bij crisis door water is het crisisbeheersingsplan van toepassing.

6. De Dierenambulance heeft in samenwerking met Rijkswaterstaat een meldnummer opgesteld tijdens de olielek. Waar bleef de gemeente bij dit alles? Is het niet een taak van de burgemeester om de regie op zich te nemen, aangezien de effecten van stedelijke schaal zijn?

Antwoord:
Bij het incident op het Noordzeekanaal waarbij sprake was van olielekkage was het crisisbeheersingsplan niet in werking. Rijkswaterstaat heeft na de olielozing op het Noordzeekanaal contact gezocht met de Dierenambulance Amsterdam. Rijkswaterstaat heeft zich vervolgens samen met Haven Amsterdam ingezet voor het bergen/ vangen van dode/ besmeurde vogels en deze overgedragen aan de Dierenambulance/ vogelopvang. De regie van deze actie lag bij de Dierenambulance/ vogelopvang. De afspraken zijn afgestemd met het NOIVBD (Nederlands Opvang Instituut voor Vogels en Bijzondere Dieren). Het instellen van een meldnummer was op hun initiatief. Op grond van de Samenwerkingsregeling Afhandeling Besmeurde Vogels, waarin o.a. Rijkswaterstaat en het NOIVBD participeren, zijn de besmeurde vogels verspreid over vier vogelasielen langs de kunst.

7. Wat is op dit moment de inschatting van de schade aan de flora en fauna na de olielek?

Antwoord:
Rijkswaterstaat doet op dit moment nog onderzoek naar de gevolgen voor de flora en fauna. De resultaten zijn nog niet bekend. De inschatting is dat de schade aan flora en fauna beperkt is gebleven vanwege gunstige weersomstandigheden en de lage watertemperatuur. Ook is het Noordzeekanaal regelmatig doorgespoeld tijdens de afvoer van water. Er is geen vissterfte geconstateerd. Wel zijn er 75 dode vogels geborgen (voornamelijk Meerkoeten) en 80 besmeurde vogels gevangen. Het riet langs het Noordzeekanaal dat deels besmeurd is geraakt, is voor het broedseizoen preventief verwijderd, zodat vogels zich daarin niet kunnen nestelen en alsnog besmeurd kunnen raken met olie. Dit gaat om een beperkt aantal locaties omdat het merendeel van de oevers een kustmatig bekleding heeft (o.a. stortsteen/ damwand).

8. Wat zijn de resultaten van de genomen monsters van het RIVM?

Antwoord:
Het RIVM heeft een rapport uitgebracht waarin zij de resultaten van metingen, gedaan n.a.v. de brand bij Diergaarde Chemical Storage, geven. De voornaamste conclusie is dat er buiten het directe brongebied alleen licht verhoogde concentraties schadelijke stoffen in de lucht zijn gemeten. Deze leveren bij kortdurige blootstelling geen gezondheidsrisico’s op. Ook is er buiten het directe brongebied geen sprake van verhoogde concentraties schadelijke stoffen in gras en veegstof ten gevolge van de brand. Wel zijn er in het directe brongebied verhoogde concentraties van verschillende stoffen gevonden, maar dit is gebruikelijk bij grote branden. De resultaten zijn gepubliceerd op de website van de gemeente Amsterdam.

Burgemeester en wethouders van Amsterdam

H. de Jong, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester