Vragen inzake mollen in het Amster­damse Bos


Indiendatum: nov. 2010

Schriftelijke vragen van het raadslid de heer van Lammeren (PvdD) inzake mollen in het Amsterdamse Bos

Amsterdam, 17 november 2010

Aan het college van burgemeester en wethouders

In Amsterdam leven heel veel dieren. Sommige dieren worden door de Amsterdammers gewaardeerd en sommigen niet. Uit observatie is gebleken dat het Amsterdamse Bos niet erg te spreken is over de aanwezigheid van mollen in haar bos. Daarom worden de mollen via mollenklemmen dood gemaakt.

Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de PvdD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen:

1. Is het waar dat mollen als dierplaag worden gezien in het Amsterdamse Bos?
2. Deelt het college de mening van het Amsterdamse Bos ten opzichte van mollen?
3. Is het college ermee eens, dat dierplagen op een diervriendelijke en milieuvriendelijke manier moeten worden verholpen?
4. Is het college op de hoogte dat het doden van mollen door bijvoorbeeld klemmen niet ‘de overlast’ oplost? Een andere mol neemt zijn plaats in, waardoor het effect van korte duur is. Bovendien maken mollen bij de vestiging in nieuw gebied nieuwe molshopen.
5. Er zijn andere alternatieven, zoals het aanleggen van een mollendoek onder het gazon om te voorkomen dat mollen kunnen graven. Wat vindt het college van het idee om deze aan te leggen in het Amsterdamse Bos?
6. Wat is het college voornemens te doen om deze diervriendelijke en milieuvriendelijke manier te stimuleren?


Het lid van de gemeenteraad

J. van Lammeren

Indiendatum: nov. 2010
Antwoorddatum: 3 dec. 2010


Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.F.W. van Lammeren van 17 november 2010 inzake mollen in het Amsterdamse Bos.

Amsterdam, 3 december 2010

Aan de gemeenteraad

Inleiding.

In Amsterdam leven heel veel dieren. Sommige dieren worden door de Amsterdammers gewaardeerd en sommigen niet. Uit observatie is gebleken dat het Amsterdamse Bos niet erg te spreken is over de aanwezigheid van mollen in haar bos. Daarom worden de mollen via mollenklemmen dood gemaakt.

Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 november 2010, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht:

1. Is het waar dat mollen als dierplaag worden gezien in het Amsterdamse Bos?

Antwoord:
Nee, de mollen worden niet als dierplaag gezien in het Amsterdamse Bos.
Alleen op speel- en sportvelden worden mollen bestreden, uit het oogpunt van veiligheid van sporters en recreanten. Dit gebeurt door een professionele mollenvanger. In het overige, overgrote, deel van het bos worden mollen dus niet geweerd.

2. Deelt het college de mening van het Amsterdamse Bos ten opzichte van mollen?

Antwoord:
Wij snappen de veiligheidsoverwegingen van het Amsterdamse Bos om overlast van mollen op de speel- en sportvelden tot een beheersbaar peil te willen terugbrengen.

3. Is het college ermee eens, dat dierplagen op een diervriendelijke en milieuvriendelijke manier moeten worden verholpen?

Antwoord:
Het College vindt een diervriendelijke en milieubewuste vorm van dierplaag-beheersing belangrijk. Dit hebben we vastgelegd in de nota ‘Beleid en aanpak van schade of overlast door dieren in de openbare ruimte’. Diverse dieren-welzijnsorganisaties zijn actief betrokken geweest bij het nieuwe beleid.

4. Is het college op de hoogte dat het doden van mollen door bijvoorbeeld klemmen niet ‘de overlast’ oplost? Een andere mol neemt zijn plaats in, waardoor het effect van korte duur is. Bovendien maken mollen bij de vestiging in nieuw gebied nieuwe molshopen.

Antwoord:
Het College is ervan op de hoogte dat het doden van mollen door bijvoorbeeld klemmen niet de overlast oplost en dat er andere alternatieven zijn om de overlast van mollen te voorkomen.

5. Er zijn andere alternatieven, zoals het aanleggen van een mollendoek onder het gazon om te voorkomen dat mollen kunnen graven. Wat vindt het college van het idee om deze aan te leggen in het Amsterdamse Bos?

Antwoord:
Het College vindt het een goed idee om andere alternatieven aan het Amsterdamse Bos voor te leggen. Wat het mollendoek betreft: een gezonde grasmat die tegen een stootje kan, vergt een ruime ondergrondlaag. Dit betekent dat het mollendoek niet vlak onder het oppervlak kan worden aangebracht. Wordt het doek lager in de grond aangebracht dan vindt de mol zijn/haar weg boven het mollendoek.

6. Wat is het college voornemens te doen om deze diervriendelijke en milieuvriendelijke manier te stimuleren?

Antwoord:
Het College zal DMO opdracht geven in overleg te gaan met de GGD om te bekijken welke alternatieven voor mollenwering op de speel- en sportvelden mogelijk te realiseren zijn.
Wat het mollendoek betreft zal het Amsterdamse Bos zal nader onderzoek doen waar al of niet met succes mollendoek op grote schaal is toegepast, misschien op golfterreinen.
Een andere kanttekening is dat het aanbrengen van een mollendoek onder de grasmat op dergelijk grote schaal een kostbare aangelegenheid is en dat hiervoor op dit moment de financiële ruimte ontbreekt.

Verder is ons College is bezig alle stadsdelen te stimuleren de nieuwe manier van werken over te nemen. De afdeling Dierplaagbeheersing van de GGD draagt deze nieuwe visie al uit sinds 2009 en is in 2010 actief gestart op deze wijze te werken.