Vragen inzake het voorkomen van dieren­dumping


Indiendatum: mei 2014

Nr. 68 Schriftelijke vragen van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer Van Lammeren (Partij voor de Dieren) inzake het voorkomen van de schrijnende praktijk van dierendumping.

Amsterdam, 9 mei 2014

Aan het college van burgemeester en wethouders

Inleiding.

Vandaag berichtte dagblad Metro dat de Dierenbescherming Amsterdam zich genoodzaakt ziet de noodklok te luiden over de groeiende praktijk van dierendumpen. De dierenambulance geeft aan het niet meer te kunnen bolwerken. Met name in Amsterdam, en met name rond vakantietijd blijkt dat veel mensen eerder aangeschafte dieren op straat of in het bos achterlaten. Zelfs gevallen waarin dieren in een plastic in een container zijn gedumpt komen voor. Met name konijnen worden veelvuldig gedumpt aangetroffen in de openbare ruimte. De fracties van GroenLinks en de Partij voor de Dieren maken zich ongerust.

Gezien het vorenstaande hebben ondergetekenden de eer, namens de fracties van GroenLinks en de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen:

1. Is het college bekend met het nieuwsbericht, en het verschijnsel van dieren dumping?

2. Heeft het college zicht op de omvang van het probleem?

3. Heeft het college reeds contact gehad met de Dierenambulance en/of met de Dierenbescherming Amsterdam? Zo nee, op welke termijn is het college bereid dat overleg aan te gaan?

4. Welke instrumenten ziet het college om aan deze schandalige praktijk een einde te kunnen maken?

5. Is het college bereid om te onderzoeken of en op welke wijze het bijvoorbeeld mogelijk is om impulsaankopen te voorkomen, door een verplichte wachttijd van 24 uur in te lassen, alvorens men daadwerkelijk over kan gaan tot het (ver)kopen van een huisdier?

6. Is het college bereid om te onderzoeken of en op welke wijze het mogelijk is om dierenwinkels te verplichten gestandaardiseerde voorlichting te geven over de investering van tijd en geld die de aanschaf van een dier met zich meebrengt?

7. Mocht het college geen mogelijkheid zien om verplichtend op te treden (via bijvoorbeeld kettingbedingen, bestemmingsplanvoorwaarden of een APV-wijziging) richting dierenwinkels ten aanzien van de vragen onder 6 en 7, is zij dan bereid om zo spoedig mogelijk tot convenant afspraken te komen met de verkopers van levende dieren?

8. Zowel de Dierenbescherming Amsterdam als de Dierenambulance maken zich ongerust over de toereikendheid van de opvangcapaciteit. Kan het college garanderen dat gezien de toename van dierendumping de (wettelijk verplichte) opvang van twee weken door de gemeente kan blijven worden geboden danwel gefaciliteerd?

9. Ondanks het feit dat Amsterdam sinds begin dit jaar gelukkig zowel een dierenarts voor minima als een voedselbank voor dieren heeft, neemt de praktijk van dierendumping juist in onze stad blijkbaar hand over hand toe. Zou het kunnen dat voornoemde voorzieningen niet afdoende bekend zijn bij huisdier-eigenaren en zo ja, is het college bereid om middelen en capaciteit uit te trekken om de bekendheid van deze voorzieningen bij de doelgroep te vergroten?

10. Het vermoeden bestaat dat het gebrekkig zicht op wie de dumpers precies zijn zou kunnen ontstaat wegens een gebrek aan gekoppelde informatie tussen verschillende instanties. Hierbij zou mee kunnen spelen dat Amsterdam een niet als zodanig benoemde dierenpolitie heeft, dan wel dat meldingen bij de politie niet altijd even goed worden opgevolgd en geregistreerd. Welke mogelijke oplossingsrichtingen ziet het college hiervoor?

De leden van de gemeenteraad,

J.W. Nuijens
J.F.W. van Lammeren

Indiendatum: mei 2014
Antwoorddatum: 28 mei 2014

1. Is het college bekend met het nieuwsbericht, en het verschijnsel van dieren dumping?

Antwoord:
Ja. Door de Dierenbescherming Amsterdam en Dierenambulance Amsterdam werd in het gesprek met het dagblad Metro aandacht gevraagd voor het dumpen van huisdieren. In het artikel wordt gesteld dat de Dierenambulance niets meer kan uitrichten tegen het dumpen van huisdieren en de opvangen in Amsterdam soms te vol zitten om konijnen en reptielen op te vangen

2. Heeft het college zicht op de omvang van het probleem?

Antwoord:
Dierenbescherming Amsterdam geeft aan niet veel meldingen van dumping binnen te krijgen omdat ze geen eigen asiel hebben. Bij de reptielenopvang worden uit Amsterdam jaarlijks ongeveer 50 gedumpte reptielen en geleedpotigen opgevangen. Dierenambulance Amsterdam geeft aan in haar ritadministratie geen onderscheid te maken naar al dan niet dumpen. Volgens gegevens uit de ritadministratie zijn door de Dierenambulance in 2013 voor konijnen 106 ritten gemaakt naar voor de gemeente werkende opvangorganisaties.

3. Heeft het college reeds contact gehad met de Dierenambulance en/of met de Dierenbescherming Amsterdam? Zo nee, op welke termijn is het college bereid dat overleg aan te gaan?

Antwoord:
Er is regelmatig contact met Dierenambulance Amsterdam en Dierenbescherming Amsterdam. Op het volgend overleg zullen we dit onderwerp agenderen.

4. Welke instrumenten ziet het college om aan deze schandalige praktijk een einde te kunnen maken?

Antwoord:
Met een verplichting tot chipregistratie van huisdieren kunnen eigenaren worden achterhaald waardoor dumping kan worden voorkomen. Voor honden geboren of in Nederland ingevoerd na 1 april 2013 is chipregistratie inmiddels verplicht gesteld. Door de wethouder dierenwelzijn is op 23 juni 2011 aan toenmalig staatssecretaris Bleker gevraagd chipregistratie ook voor katten verplicht te gaan stellen, maar dit verzoek werd door de staatssecretaris op 7 november 2011 afgewezen met als argument verzwaring van administratieve lasten voor burgers en ondernemers . Ons college ziet graag dat er een verplichting tot chipregistratie voor katten en konijnen komt. Dat is echter nationaal beleid waar wij in Amsterdam geen eigen bevoegdheid hebben. Raadsfracties kunnen hun vertegenwoordigers in de Tweede Kamer benaderen om een wetsvoorstel in te dienen waarmee de huidige verplichting tot chipregistratie van honden wordt uitgebreid met een verplichte chipregistratie van katten en konijnen (dan wel een verplichte chipregistratie van alle huiszoogdieren).

5. Is het college bereid om te onderzoeken of en op welke wijze het bijvoorbeeld mogelijk is om impulsaankopen te voorkomen, door een verplichte wachttijd van 24 uur in te lassen, alvorens men daadwerkelijk over kan gaan tot het (ver)kopen van een huisdier?

6. Is het college bereid om te onderzoeken of en op welke wijze het mogelijk is om dierenwinkels te verplichten gestandaardiseerde voorlichting te geven over de investering van tijd en geld die de aanschaf van een dier met zich meebrengt?

Antwoord vragen 5 en 6:
De bevoegdheid hiertoe ligt niet bij de gemeente. Zie ook het antwoord op vraag 4

7. Mocht het college geen mogelijkheid zien om verplichtend op te treden [via bijvoorbeeld kettingbedingen, bestemmingsplanvoorwaarden of een wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV)] richting dierenwinkels ten aanzien van het antwoord op de vragen 5 en 6, is het college dan bereid om zo spoedig mogelijk tot convenantafspraken te komen met de verkopers van levende dieren?

Antwoord:
Ons college ondersteunt hierin acties van Dierenbescherming Amsterdam om verkooppunten van huisdieren te benaderen om impulsaankopen te voorkomen, voorafgaand aan de aanschaf van een huisdier goede voorlichting te geven over de verantwoordelijkheden en kosten die samenhangen met de aanschaf van een huisdier, en om alleen geneutraliseerde en gechipte huisdieren te verkopen.

8. Zowel de Dierenbescherming Amsterdam als de Dierenambulance maken zich ongerust over de toereikendheid van de opvangcapaciteit. Kan het college garanderen dat gezien de toename van dierendumping de (wettelijk verplichte) opvang van twee weken door de gemeente kan blijven worden geboden dan wel gefaciliteerd?

Antwoord:
De Dierenbescherming Amsterdam en de Dierenambulance Amsterdam hebben aandacht gevraagd voor het dumpen van huisdieren, maar maken zich niet ongerust over de opvangcapaciteit. De opvangcapaciteit voor in Amsterdam gevonden zwerfdieren is toereikend.

9. Ondanks het feit dat Amsterdam sinds het begin van 2014 gelukkig zowel een dierenarts voor minima als een voedselbank voor dieren heeft, neemt de praktijk van dierendumping juist in onze stad blijkbaar hand over hand toe. Zou het kunnen dat voornoemde voorzieningen niet afdoende bekend zijn bij eigenaren van huisdieren en zo ja, is het college bereid om middelen en capaciteit uit te trekken om de bekendheid van deze voorzieningen bij de doelgroep te vergroten?

Antwoord:
Niet iedereen is bekend met voornoemde voorzieningen. Ons college zal dit daarom in de Stadspas Nieuwsbrief en de gemeentelijke huis-aan-huiskrant onder de aandacht brengen.

10. Het vermoeden bestaat dat het gebrekkig zicht op wie de dumpers precies zijn zou kunnen ontstaat wegens een gebrek aan gekoppelde informatie tussen verschillende instanties. Hierbij zou kunnen meespelen dat Amsterdam een niet als zodanig benoemde dierenpolitie heeft, dan wel dat meldingen bij de politie niet altijd even goed worden opgevolgd en geregistreerd. Welke mogelijke oplossingsrichtingen ziet het college hiervoor?

Antwoord:
Indien dumpers van huisdieren kunnen worden achterhaald kan daartegen gericht worden opgetreden. Maar in de meeste gevallen is onbekend om wie het gaat omdat de huisdieren geen chipregistratie hebben. Het al dan niet aanwezig zijn van dierenpolitie of mogelijke verbeteringen in registratie van meldingen bij de politie spelen hierin geen rol van betekenis. Zoals bij het antwoord op vraag 4 aangegeven ziet ons college graag dat er een verplichting tot chipregistratie voor katten en konijnen komt.ï€

Burgemeester en wethouders van Amsterdam

A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester