Vragen inzake het toezicht op BZRO-bedrijven
Indiendatum: aug. 2013
Amsterdam, 27 augustus 2013
Aan het college van burgemeester en wethouders
Inleiding.
Op 5 augustus 2013 verscheen het ‘Tussenrapport Tankopslag Inspecties van PGS 29 opslagtanks bij BRZO-bedrijven’. BRZO-bedrijven werken grootschalig met gevaarlijke stoffen en vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO 1999). De tussenresultaten van dit project geven aanleiding tot zorg over de aangetroffen veiligheidsbeheersing. Er is volgens het rapport een te grote groep risicovolle bedrijven die de wet- en regelgeving onvoldoende of slecht naleeft.
In het rapport staat: ‘De beheersing van de risico’s moet bij die bedrijven verbeteren. Dit vraagt om een gerichte vervolgaanpak. De eerste verantwoordelijkheid voor de veiligheidsbeheersing ligt bij de bedrijven zelf. Het is dan ook van belang dat deze bedrijven bezien in hoeverre zij hun verantwoordelijkheid meer kunnen en willen nemen. De overheid zal vanuit de toezichthoudende rol sturen op de verbetering van de naleving van wet- en regelgeving.’
‘Tot nu toe zijn 91 bedrijven geïnspecteerd. Bij 18 bedrijven zijn geen overtredingen gevonden op de geïnspecteerde onderwerpen. In de overige 73 bedrijven zijn in totaal 323 overtredingen aangetroffen.’ Tot oktober 2013 zullen nog meer bedrijven worden gecontroleerd.
Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende nadere schriftelijke vragen op zijn schriftelijke vragen van 30 januari en 8 augustus 2012 te stellen:
1. Is het college bekend met dit onderzoek?
2. Is het bij het college bekend of er ook Amsterdamse bedrijven zijn geïnspecteerd? Zo ja, is het bij het college bekend of er ook bij Amsterdamse bedrijven overtredingen zijn geconstateerd? Zo ja, wat is de aard van deze overtredingen?
3. Worden er de komende maanden (nog meer) Amsterdamse bedrijven geïnspecteerd?
4. Welke aanpak hanteert het college om bedrijven er preventief toe aan te zetten om de veiligheid op orde te hebben of te verbeteren? Is er naar aanleiding van dit rapport aanleiding om aan deze aanpak te wijzigen?
5. Op 30 januari en 8 augustus 2012 heeft de Partij voor de Dieren Amsterdam schriftelijke vragen gesteld over eventuele risicovolle bedrijven in Amsterdam, naar aanleiding van de casus Odfjell (zie Gemeenteblad 2012, afd. 1, nrs. 92 en 853). Toen heeft het college aangegeven geen aanleiding te zien om het toezicht te wijzigen. In de antwoorden op onze vragen van 8 augustus 2012 heeft het college aangegeven dat het toezicht per 2013 over zou gaan van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht in de Regionale Omgevingsdienst, waardoor meer geïntegreerd gewerkt kan worden door verschillende toezichthouders. Ziet de wethouder ook op dit moment geen reden om de toezichthoudende rol te wijzigen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier wordt het toezicht gewijzigd?
Het lid van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren
Indiendatum:
aug. 2013
Antwoorddatum: 28 aug. 2013
27 september 2013
Onderwerp: Beantwoording nadere schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.F.W. van Lammeren van 27 augustus 2013 op zijn vragen van 30 januari en 8 augustus 2012 inzake het toezicht op BRZO-bedrijven.
Amsterdam, 23 september 2013
Aan de gemeenteraad
Inleiding door vragensteller:
Op 5 augustus 2013 verscheen het ‘Tussenrapport Tankopslag Inspecties van PGS 29 opslagtanks bij BRZO-bedrijven’. BRZO-bedrijven werken grootschalig met gevaarlijke stoffen en vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO 1999). De tussenresultaten van dit project geven aanleiding tot zorg over de aangetroffen veiligheidsbeheersing. Er is volgens het rapport een te grote groep risicovolle bedrijven die de wet- en regelgeving onvoldoende of slecht naleeft.
In het rapport staat: ‘De beheersing van de risico’s moet bij die bedrijven verbeteren. Dit vraagt om een gerichte vervolgaanpak. De eerste verantwoordelijkheid voor de veiligheidsbeheersing ligt bij de bedrijven zelf. Het is dan ook van belang dat deze bedrijven bezien in hoeverre zij hun verantwoordelijkheid meer kunnen en willen nemen. De overheid zal vanuit de toezichthoudende rol sturen op de verbetering van de naleving van wet- en regelgeving.’
‘Tot nu toe zijn 91 bedrijven geïnspecteerd. Bij 18 bedrijven zijn geen overtredingen gevonden op de geïnspecteerde onderwerpen. In de overige 73 bedrijven zijn in totaal 323 overtredingen aangetroffen.’ Tot oktober 2013 zullen nog meer bedrijven worden gecontroleerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 27 augustus 2013, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende nadere schriftelijke vragen − op zijn schriftelijke vragen van 30 januari en 8 augustus 2012 (Gemeenteblad 2012, afd. 1, nrs. 92 en 853) − tot het college van burgemeester en wethouders gericht:
1. Is het college bekend met dit onderzoek?
Antwoord:
Ja, het college is bekend met het ‘Tussenrapport Tankopslag Inspecties van PGS 29 opslagtanks bij BRZO-bedrijven’.
2. Is het bij het college bekend of er ook Amsterdamse bedrijven zijn geïnspecteerd? Zo ja, is het bij het college bekend of er ook bij Amsterdamse bedrijven overtredingen zijn geconstateerd? Zo ja, wat is de aard van deze overtredingen?
Antwoord:
Er zijn in het kader van het project 10 bedrijven in Amsterdam gecontroleerd.
De bevindingen in Amsterdam zijn in lijn met het landelijk beeld. Er zijn bedrijven die al voldoen, er zijn bedrijven die momenteel investeren in nieuwe voorzieningen en er zijn bedrijven die nog met de overheid in gesprek zijn over de te treffen voorzieningen.
Bij de inspecties is soms sprake van een overtreding. De aard van de overtredingen: het ontbreken van een onafhankelijk overvulbeveiliging, niet kunnen beschikken over een adequaat blussysteem of het ontbreken van de juiste documenten.
Ingeval van overtredingen is, ondanks dat er geen spake is van gevaar voor de omgeving, steeds een passend handhavingtraject ingezet.
Ten opzichte van het landelijk beeld is de Amsterdamse situatie in die zin gunstiger, omdat in Amsterdam bij alle bedrijven de verschillen tussen de nieuwe regelgeving en de bestaande situatie in beeld is gebracht.
3. Worden er de komende maanden (nog meer) Amsterdamse bedrijven geïnspecteerd?
Antwoord:
Alle BRZO-bedrijven die onder de richtlijn vallen zijn dit jaar gecontroleerd. Er zijn 3 bedrijven die minder risicovol zijn en die niet onder het BRZO vallen. Deze 3 bedrijven worden volgend jaar gecontroleerd.
4. Welke aanpak hanteert het college om bedrijven er preventief toe aan te zetten om de veiligheid op orde te hebben of te verbeteren? Is er naar aanleiding van dit rapport aanleiding om aan deze aanpak te wijzigen?
Antwoord:
Het college volgt de landelijke strategie. Ondernemers die te maken krijgen met nieuwe regelgeving worden eerst voorgelicht. Daar waar dat noodzakelijk is wordt de omgevingsvergunning aangescherpt. Uiteindelijk beschikt het college over diverse toezichtinstrumenten om te borgen dat ondernemers zich ook houden aan de regelgeving. Bij een aantal bedrijven loopt momenteel een handhavingstraject om de ondernemers te bewegen snel en adequaat te handelen.
Het rapport is geen aanleiding om de huidige ingezette vergunningen- en handhavingtrajecten te wijzigen.
5. Op 30 januari en 8 augustus 2012 heeft de Partij voor de Dieren Amsterdam schriftelijke vragen gesteld over eventuele risicovolle bedrijven in Amsterdam, naar aanleiding van de casus Odfjell (zie Gemeenteblad 2012, afd. 1, nrs. 92 en 853). Toen heeft het college aangegeven geen aanleiding te zien om het toezicht te wijzigen. In de antwoorden op onze vragen van 8 augustus 2012 heeft het college aangegeven dat het toezicht per 2013 over zou gaan van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht in de Regionale Omgevingsdienst, waardoor meer geïntegreerd gewerkt kan worden door verschillende toezichthouders. Ziet de wethouder ook op dit moment geen reden om de toezichthoudende rol te wijzigen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier wordt het toezicht gewijzigd?
Antwoord:
Nee, het rapport is geen aanleiding om de toezichthoudende rol te wijzigen. Tijdens de uitvoeringsfase van het PGS 29 project heeft de meerwaarde van de nieuwe samenwerking zich al bewezen. Onderlinge afstemming vindt veelvuldig plaats zodat binnen het gehele verzorgingsgebied van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied uniform wordt opgetreden.
Expertise wordt op een goede wijze optimaal ingezet.
Overigens wordt de raad 2 maal per jaar actief geïnformeerd over de risicodossiers.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Schriftelijke vragen inzake snorfietsen
Lees verderSchriftelijke vragen omtrent financieel tekort bij dierenopvang De Toevlucht
Lees verder