Vragen inzake het opvang­beleid voor (gezel­schaps)dieren


Indiendatum: aug. 2010

Nr. 79 Schriftelijke vragen van het raadslid de heer van Lammeren (PvdD) inzake het beleid ten aanzien van de opvang van (gezelschaps)dieren

Amsterdam, 12 augustus 2010

Aan het college van burgemeester en wethouders

Inleiding.

Zoals u weet, heeft iedere gemeente op grond van het Burgerlijk wetboek, boek 5, artikel 8, lid 3, de plicht zorg te dragen voor zwervend aangetroffen dieren gedurende de eerste 14 dagen. De manier waarop aan deze zorgplicht invulling wordt gegeven, verschilt per gemeente.

Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de PvdD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen:

1. Kunt u aangeven of, en zo ja, op welke wijze de gemeente invulling heeft gegeven aan de zorgplicht voor zwerfdieren op grond van artikel 8, lid 3 BW?
Hanteert de gemeente bijvoorbeeld (on)geschreven beleid, richtlijnen of protocollen voor de opvang van (gevonden) dieren? Kunt u aangeven wat de inhoud hiervan is? Indien mogelijk, kunt u deze bijvoegen?

2. Heeft de gemeente voor de invulling van deze zorgplicht afspraken gemaakt met een dierenopvangcentrum/-asiel in haar gemeente of daarbuiten? Zo ja, waar bestaan deze afspraken uit/wat is de inhoud hiervan?

3. Levert de gemeente een (financiële) bijdrage ten behoeve van de opvang van (gevonden) dieren aan de betreffende dienstverlenende instantie? Zo ja, wat is de hoogte van deze vergoeding? En waarop is deze gebaseerd?

4. Kunt u aangeven wat de gemeente doet betreffende medisch zorg en de kosten voor de medische zorg aan (zwerf)dieren? Hoeveel wordt er gegeven ten bate van welk diersoort en waarop is dat dan gebaseerd? Als er niets wordt gedaan, waarom dan niet?

5. Kunt u een compleet financieel overzicht verschaffen van wat alle organisaties die met of voor dieren werken in Amsterdam ontvangen. ik spreek dan over alle dierenorganisaties/ instituten, zoals ook de Hollandsche manage en Artis. Hoeveel geld krijgen de organisaties en waarop is dat gebaseerd? Dit inclusief de berekeningen en de voorwaarden waaronder deze financiële bijdragen zijn verstrekt.

6. Zijn er ook indirecte subsidies (zoals goedkopere huurafspraken met instellingen zoals stichtingen) met de vorengenoemde dierenwelzijnsorganisaties afgesproken?

7. Worden er eisen gesteld aan deze directe en/of indirecte afspraken?

Het lid van de gemeenteraad,

J.F.W. van Lammeren

Indiendatum: aug. 2010
Antwoorddatum: 27 aug. 2010

Inleiding.

Zoals het college weet, heeft iedere gemeente op grond van het Burgerlijk wetboek, boek 5, artikel 8, lid 3, de plicht zorg te dragen voor zwervend aangetroffen dieren gedurende de eerste 14 dagen. De manier waarop aan deze zorgplicht invulling wordt gegeven, verschilt per gemeente.

Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 12 augustus 2010, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht:

1. Kan het college aangeven of, en zo ja, op welke wijze de gemeente invulling heeft gegeven aan de zorgplicht voor zwerfdieren op grond van artikel 8, lid 3 BW?
Hanteert de gemeente bijvoorbeeld (on)geschreven beleid, richtlijnen of protocollen voor de opvang van (gevonden) dieren? Kan het college aangeven wat de inhoud hiervan is? Indien mogelijk, kan het college deze bijvoegen?

Antwoord vraag 1:
De gemeente Amsterdam heeft invulling gegeven aan de wettelijke zorgplicht voor zwervende huisdieren met een vermoedelijke eigenaar door deze taak uit te laten voeren door de asielen.

2. Heeft de gemeente voor de invulling van deze zorgplicht afspraken gemaakt met een dierenopvangcentrum/-asiel in haar gemeente of daarbuiten? Zo ja, waar bestaan deze afspraken uit/wat is de inhoud hiervan?

Antwoord vraag 2:
In Amsterdam zijn afspraken gemaakt met de asielen Stichting Dierenopvang¬centrum Amsterdam (Osdorp) voor de opvang van zwerfhonden en zwerfkatten, Stichting Dierenleed/Dierenasiel Amsterdam-Noord/Oostzaan voor de opvang van katten, en Stichting de Toevlucht (Zuidoost) voor de opvang van vrij levende dieren. Voor het vervoer naar de asielen zijn afspraken gemaakt met de Stichting Centrale Dierenambulance. Voor honden en katten die op kosten van de gemeente worden opgevangen is een wettelijke opvangtermijn van veertien dagen vastgesteld. In die tijd kan de rechtmatige eigenaar het dier terughalen.

3. Levert de gemeente een (financiële) bijdrage ten behoeve van de opvang van (gevonden) dieren aan de betreffende dienstverlenende instantie? Zo ja, wat is de hoogte van deze vergoeding? En waarop is deze gebaseerd?

Antwoord vaag 3:
De gemeente levert een financiële bijdrage aan de opvang op basis van de gemeentelijke “Bijzondere Subsidieverordening Dierenwelzijn 2008” (Gemeenteraad 23 januari 2008). In de gemeentebegroting zijn subsidieplafonds opgenomen voor de opvang van zwervende gezelschapsdieren (voor 2010:
€ 485.770); voor de opvang van vrij levende dieren (€ 82.190) en voor de Dierenambulance (€ 482.440). De asielen dienen jaarlijks een begroting in, krijgen subsidie toegewezen en dienen ter verantwoording een jaarrekening in.

4. Kan het college aangeven wat de gemeente doet betreffende medisch zorg en de kosten voor de medische zorg aan (zwerf)dieren? Hoeveel wordt er gegeven ten bate van welk diersoort en waarop is dat dan gebaseerd? Als er niets wordt gedaan, waarom dan niet?

Antwoord vraag 4:
De medische kosten maken onderdeel uit van de vergoeding aan de asielen (kosten die de spoedkliniek (Medisch Centrum voor Dieren) in rekening brengt voor honden en katten die naar Dierenopvangcentrum Amsterdam zijn gebracht worden door de gemeente afzonderlijk betaald).

5. Kan het college een compleet financieel overzicht verschaffen van wat alle organisaties die met of voor dieren werken in Amsterdam ontvangen. Vragensteller spreekt dan over alle dierenorganisaties/instituten, zoals ook de Hollandsche manage en Artis. Hoeveel geld krijgen de organisaties en waarop is dat gebaseerd? Dit inclusief de berekeningen en de voorwaarden waaronder deze financiële bijdragen zijn verstrekt.

Antwoord vraag 5:
In de Gemeentebegroting 2010 (Raadsdruk Begroting 2010) is aan subsidie voor Artis € 6.389.920 (minus € 15.170 aan baten) opgenomen en € 1.218.800 voor dierenwelzijnsorganisaties (“Dierenbescherming Amsterdam”). Daarvan is (op basis van de Bijzondere Subsidieverordening Dierenwelzijn 2008) toegekend
€ 482.440 aan de Stichting Centrale Dierenambulance; € 379.513 aan de Vereniging Dierenopvang Amsterdam; € 113.197 (€ 98.197 plus € 15.000) aan de Stichting Dierenleed/Dierenasiel Amsterdam Noord/Oostzaan; € 92.190
(€ 82.190 plus € 10.000) aan de Stichting Vogelopvangcentrum De Toevlucht;
€ 72.600 aan de Stichting Amsterdamse Zwerfkatten; € 18.200 aan de Dierenbescherming Amsterdam; en € 8.000 aan de Stichting Dieren onder Dak. De Hollandsche Manege maakt geen onderdeel uit van dit overzicht. De subsidiëring van kinderboerderijen maakt onderdeel uit van de stadsdeelbegrotingen.
6. Zijn er ook indirecte subsidies (zoals goedkopere huurafspraken met instellingen zoals stichtingen) met de vorengenoemde dierenwelzijnsorganisaties afgesproken?

Antwoord vraag 6:
De gemeente heeft enkele jaren geleden een financiële bijdrage gegeven voor de verplaatsing van het asiel Polderweg naar Osdorp, alsook voor de uitbreiding en aanpassing van Artis.

7. Worden er eisen gesteld aan deze directe en/of indirecte afspraken?

Antwoord vraag 7:
De subsidies dienen te worden besteed aan de afgesproken taken. Verantwoording vindt plaats via de jaarrekeningen.