Vragen inzake boer­de­rijedu­catie en school­werk­tuinen


Indiendatum: sep. 2014

Schriftelijke vragen van het raadslid Johnas van Lammeren (Partij voor de Dieren) inzake boerderijeducatie en schoolwerktuinen

Amsterdam, 16 september 2014

Aan het college van burgemeester en wethouders

In de hele wereld en ook in Nederland zien we de tendens van verstedelijking doorzetten. Steeds meer mensen trekken weg van het platteland om in de stad te gaan wonen. De afstand tussen de boer en ons bord wordt steeds groter.

Kinderen weten steeds minder vaak waar hun voedsel vandaan komt. Volgens het Voedingcentrum is het van belang dat jonge kinderen, zoals onze jongste Amsterdammers, leren waar hun voedsel vandaan komt omdat de waardering voor voedsel laag is. Hierdoor wordt voedsel tegenwoordig gezien als een vanzelfsprekendheid.

Op 1 april 2013 waren er in Nederland volgens de Landbouwtelling 1440 biologische landbouwbedrijven. Dit komt overeen met 2,1 procent van de landbouwbedrijven.

Op de biobedrijven worden 54 duizend runderen, 64 duizend varkens, 19 duizend schapen, 31 duizend geiten en 2,2 miljoen kippen biologisch gehouden. (Bron: CBS, december 2013). De Nederlandse vee-industrie produceert jaarlijks meer dan 560 miljoen dieren. Op een willekeurige dag in 2013 leefden er ruim 130 miljoen dieren in de Nederlandse vee-industrie (Bron: Wakker Dier).

De Partij voor de Dieren is van mening dat echte bewustwording over de waarde van voedsel alleen ontstaat als er een verbinding wordt gelegd tussen de Amsterdammer en het voedsel dat hij of zij eet. Daarom hebben wij in 2011 een motie ingediend die vroeg een Voedselvisie voor de stad. Deze wordt nu in de praktijk gebracht. Ook heeft de Partij voor de Dieren via een initiatiefvoorstel stadslandbouw op de agenda gezet. Stadslandbouw is een onmisbaar onderdeel van duurzaam voedsel. Daarnaast hebben we ons hard gemaakt voor behoud van boerderijeducatie in de stad.

Om te blijven garanderen dat Amsterdamse kinderen de toegang blijven behouden tot boerderijeducatie, willen wij de financiële (on)mogelijkheden in kaart brengen voor de komende jaren.

Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen:

1. Hoeveel Amsterdamse kinderen hebben in de periode 2010-2014 boerderijeducatie gehad op school? Hoeveel procent van alle schoolgaande kinderen (in dezelfde leeftijdscategorie) is dit?
2. Hoeveel Amsterdamse kinderen hebben in de periode 2010-2014 schooltuinlessen gekregen? Hoeveel procent van alle schoolgaande kinderen (in dezelfde leeftijdscategorie) is dit?
3. Hoeveel Amsterdamse kinderen hebben beide vormen van praktijkonderwijs genoten?
4. Welke financiële bijdrage heeft de gemeente Amsterdam in deze jaren gegeven aan deze lessen? Hoeveel dragen de scholen zelf bij aan deze lessen?

5. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat het van groot belang is voor kinderen om te leren waar hun voedsel vandaan komt? Hoe groot is volgens het college het belang van boerderijeducatie en schooltuinlessen voor de duurzame ontwikkeling van jonge Amsterdammers?
6. Worden er door schoolklassen (in het basis- of voortgezet onderwijs) ook bezoeken afgelegd aan intensieve veehouderijen en tuinbouwbedrijven? Zo ja, om wat voor type bedrijven gaat het? Zo nee, komen kinderen (op een later moment) in hun schoolcarrière (op andere manieren) in aanraking met intensieve veehouderij en tuinbouw?
7. Is het college van mening dat de bedrijven die in het kader van boerderijeducatie worden bezocht, representatief zijn (qua grootte, wijze van houden, keurmerk) voor de herkomst van het voedsel dat door deze kinderen wordt gegeten en dat de wijze van bloemen- en groenteteelt in de schoolwerktuinen representatief is (qua duurzaamheid, gifgebruik) voor de Nederlandse bloemen- en groenteteelt? Zo ja, kan het college dit uitleggen? Zo nee, waarom niet?
8. Is het college voornemens om boerderijeducatie en schooltuinlessen het komende jaar wederom te subsidiëren? Zo ja, voor hoeveel kinderen en hoeveel procent van alle Amsterdamse kinderen?
9. Is de financiële bijdrage genoeg om alle Amsterdamse naar de basis schoolgaande kinderen, minimaal eenmaal tijdens hun basisschooltijd, deel te laten nemen aan boerderijeducatie en schooltuinlessen?
10. Hoeveel extra budget vanuit de gemeente zou nodig zijn voor de komende jaren per jaar, om alle naar de in Amsterdam basisschool gaande kinderen, minimaal een keer te laten deelnemen aan boerderijeducatie en schooltuinlessen?

In verband met de behandeling van de Begroting 2015 verzoekt de fractie van de Partij voor de Dieren het college om de vragen binnen het hiervoor geldende tijdpad te beantwoorden.

Het lid van de gemeenteraad,

J.F.W. van Lammeren

Indiendatum: sep. 2014
Antwoorddatum: 1 jan. 1970

1. Hoeveel Amsterdamse kinderen hebben in de periode 2010–2014 boerderijeducatie gehad op school? Hoeveel procent van alle schoolgaande kinderen (in dezelfde leeftijdscategorie) is dit?
Antwoord: In de periode 2010–2014 hebben 521 basisschoolgroepen deelgenomen aan Boerderijeducatie Amsterdam. Uitgaande van gemiddeld 21 kinderen per klas zijn dit ca. 11.461 kinderen. Boerderijeducatie Amsterdam wordt aangeboden aan groep 5 tot en met groep 8. In de periode 2010 tot 2014 ontving het volgende percentage van de kinderen boerderijeducatie: 11% (2010); 11% (2011); 7% (2012); 5% (2013); 5% (2014, tot nu toe). In het totaal heeft 22% van de leerlingen die in de periode 2010-2014 in groep 5 t/m 8 van de basisschool zaten, deelgenomen aan boerderijeducatie.

2. Hoeveel Amsterdamse kinderen hebben in de periode 2010−2014 schooltuinlessengekregen? Hoeveel procent van alle schoolgaande kinderen (in dezelfde leeftijdscategorie) is dit?
Antwoord: In de periode 2010–2014 hebben 32.920 kinderen deelgenomen aan het jaarrond schooltuinprogramma, dat bestaat uit 25 lessen van 1,5 uur. Schooltuinwerk begint in groep 6 in januari en eindigt in groep 7 in december. Het volgende percentage van de kinderen volgde in de periode 2010–2014 het jaarrond schooltuinprogramma: 90% (2010); 91% (2011); 90% (2012); 84% (2013); 83% (2014 tot nu toe). Gemiddeld ontving 88% van de leerlingen in groep 6/7 het jaarrond schooltuinprogramma in de periode 2010–2014.

3. Hoeveel Amsterdamse kinderen hebben beide vormen van praktijkonderwijs genoten?
Antwoord: 10.789 leerlingen hebben in de periode 2010–2014 beide vormen van praktijkonderwijs genoten. Op basis van de het aantal groepen en leerlingen dat deelneemt aan schooltuinwerk weten we dat de gemiddelde groepsgrootte 21 leerlingen is. Dit getal is vrij laag doordat ook veel scholen voor speciaal onderwijs deelnemen die met zeer kleine groepen werken.

4. Welke financiële bijdrage heeft de gemeente Amsterdam in deze jaren gegeven aan deze lessen? Hoeveel dragen de scholen zelf bij aan deze lessen?
Antwoord: Schooltuinwerk: Sinds 1991 wordt het jaarrond schooltuinprogramma (25 lessen van 1,5 uur tijdens een kalenderjaar) aangeboden aan scholen door de stadsdelen in het kader van de Verordening Materiële en Financiële Gelijkstelling voor PO. De volledige dekking voor exploitatiekosten en personeelskosten staat op de Gemeentelijke onderwijsbegroting. Het betreft personeelskosten van € 2.224.508 (ongeveer 42 fte) en overige exploitatiekosten € 996.652, -, totaal € 3.221.160, - exclusief overhead. Tot 2010 werd een ouderbijdrage van €15, - per leerling gevraagd aan de scholen. In 2010 is in de hele stad (met uitzondering van stadsdeel Noord) deze bijdrage afgeschaft. In Noord werd de bijdrage gecontinueerd als een scholenbijdrage van € 375, - per groep. Als gevolg van de centralisatie van het schooltuinwerk zal ook in Noord geen bijdrage meer worden gevraagd.

Boerderijeducatie:
De boerderijeducatie bestaat sinds 2008. In de periode 2008-2012 is een meerjarige afspraak gemaakt vanuit Proeftuin Amsterdam waarbij voor meerdere jaren budget werd toegekend. In 2013 werd boerderijeducatie eenmalig gesubsidieerd door DMO en in 2014 wederom eenmalig vanuit de Groengelden van DRO.

· 2008-2012: € 135.050 (opstartjaren – meerjarenproject)
· 2013: € 25.000 euro (DMO)
· 2014: € 25.000 euro (Groengelden DRO)

Voor boerderijeducatie wordt van de scholen een eigen bijdrage gevraagd van 150 euro voor het busvervoer. Indien de school met eigen vervoer naar de boerderij komt dan betaalt de school geen eigen bijdrage.

5. Is het college het met de fractie van de Partij voor de Dieren eens dat het van groot belang is voor kinderen om te leren waar hun voedsel vandaan komt? Hoe groot is volgens het college het belang van boerderijeducatie en schooltuinlessen voor de duurzame ontwikkeling van jonge Amsterdammers?
Antwoord: Het college is van mening dat natuureducatie van belang is voor de ontwikkeling van kinderen. Daarom zal het schooltuinenprogramma komende jaren worden voortgezet. Bij de bespreking van de Verordening op het Lokaal Onderwijsbeleid zal ook de mogelijkheid voor deelname aan de boerderijeducatie aan de orde komen. Deze verordening zal in januari/februari 2015 met u worden besproken.

6. Worden er door schoolklassen (in het basis- of voortgezet onderwijs) ook bezoeken afgelegd aan intensieve veehouderijen en tuinbouwbedrijven? Zo ja, om wat voor type bedrijven gaat het? Zo nee, komen kinderen (op een later moment) in hun schoolcarrière (op andere manieren) in aanraking met intensieve veehouderij en tuinbouw?

Antwoord: De 16 deelnemende educatieboerderijen zijn zeer divers. Het zijn veehouderijen met intensieve bedrijfsvoering inclusief melkrobots en moderne duurzame stallen (zoals boerderij Willig in Katwoude met 120 stuks melkvee) maar ook kleinere veehouderijen die bijvoorbeeld biologisch zijn (zoals boerderij Achtervennen in Ilpendam). Daarnaast zijn er ook intensieve tuinbouw/akkerbouw bedrijven aangesloten bij boerderijeducatie Amsterdam (zoals de Elisabeth hoeve met 120 hectare land met onder andere: uien, bieten, tarwe, koolzaad en aardappelen). Zij hebben lesprogramma’s als: ‘van graan tot brood’ en ‘van aardappel tot patat’. Kinderen gaan het veld of de boomgaard en komen door belevend leren in aanraking met de oorsprong van het eten op hun bord. Ook wordt er verteld waar de producten naartoe gaan (bijv. Schiphol – korte keten) zodat kinderen de hele cyclus begrijpen. Dit aanbod geldt voor het primair onderwijs. Voor het voortgezet onderwijs wordt op dit moment geen Boerderijeducatie aangeboden.

7. Is het college van mening dat de bedrijven die in het kader van boerderijeducatie worden bezocht, representatief zijn (qua grootte, wijze van houden, keurmerk) voor de herkomst van het voedsel dat door deze kinderen wordt gegeten en dat de wijze van bloemen- en groenteteelt in de schoolwerktuinen representatief is (qua duurzaamheid, gifgebruik) voor de Nederlandse bloemen- en groenteteelt? Zo ja, kan het college dit uitleggen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Juist deze educatieboerderijen zijn zeer bewuste bedrijven die toekomstgericht zijn en meegroeien met de ontwikkelingen. Het zijn bedrijven met relatief jonge boerengezinnen, die kiezen voor het vak, voor de sector en heel gericht en professioneel hun bedrijfsvoering insteken om financieel winstgevend te blijven. Daarom geven juist deze bedrijven de kinderen een representatief beeld van de landbouw rond Amsterdam.

8. Is het college voornemens om boerderijeducatie en schooltuinlessen het komende jaar wederom te subsidiëren? Zo ja, voor hoeveel kinderen en hoeveel procent van alle Amsterdamse kinderen?
Antwoord: Het jaarrond schooltuinprogramma zal gecontinueerd worden op de bestaande basis. Scholen die deel willen nemen, worden daartoe in staat gesteld. Wat betreft boerderijeducatie zie beantwoording vraag 5.

9. Is de financiële bijdrage genoeg om alle Amsterdamse naar de basis schoolgaande kinderen, minimaal eenmaal tijdens hun lagere schooltijd, deel te laten nemen aan boerderijeducatie en schooltuinlessen?
Antwoord:
Schooltuinwerk: Op dit moment is er voldoende dekking binnen de onderwijsbegroting om het jaarrond schooltuinprogramma te continueren voor de scholen die de afgelopen jaren deelnamen. Nu het schooltuinwerk is gecentraliseerd, is het streven om vanaf 2016 alle scholen de gelegenheid te geven deel te nemen aan het schooltuinwerk.
Boerderijeducatie: Zie de beantwoording van vraag 5.

10. Hoeveel extra budget vanuit de gemeente zou nodig zijn voor de komende jaren per jaar, om alle naar de in Amsterdam basisschool gaande kinderen, minimaal een keer te laten deelnemen aan boerderijeducatie en schooltuinlessen?
Antwoord:
Boerderijeducatie:
Volgens onderstaande berekening is vanaf 2015 jaarlijks € 255.500 nodig voor boerderijeducatie. Wanneer alle leerlingen eenmaal tijdens hun lagere schooltijd deel zouden nemen aan boerderijeducatie zijn de verwachte kosten voor 365 groepen € 255.500,- (totaal aantal leerlingen / 8 leerjaren) x € 700,-. De kosten van één boerderijbezoek zijn begroot op €850,-. Dit is als volgt opgebouwd:
- € 300,- Vervoer
- € 400,- Vergoeding boerderij (2 arbeidskrachten à 4 uur à € 50,- = € 400,-
- €150,- Acquisitie, communicatie, administratieve ondersteuning, kwaliteitsbewaking.

Scholen betalen een eigen bijdrage van € 150,- . Wanneer scholen met eigen vervoer komen zijn de kosten € 22,- (550 / 25) (kosten voor de bus en de eigen bijdrage vervallen).

Schooltuinwerk:

Vanaf 2016 zou structureel € 375.000,- nodig zijn om de 25 scholen uit Oost weer te laten deelnemen aan schooltuinwerk. Wanneer ook de enkele scholen in de rest van Amsterdam die nu niet deelnemen aan schooltuinwerk (omdat zij daar niet voor kiezen) ook zouden deelnemen, zou dit een structurele extra kostenpost van € 217.000,- betekenen. Dit is exclusief eventuele incidentele kosten voor het uitbreiden van een schooltuin of het aanleggen van een nieuwe schooltuin.

Wanneer alle schoolkinderen minimaal een keer zouden deelnemen aan zowel schooltuinlessen als boerderijeducatie zou hiervoor jaarlijks € 847.500,- extra budget nodig zijn.

Burgemeester en wethouders van Amsterdam

A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester