Schrif­te­lijke vragen van het lid Krom inzake wind­tur­bines op land zijn niet langer nodig


Indiendatum: 16 mrt. 2023

Aan het college van burgemeester en wethouders

Toelichting:

De Partij voor de Dieren vindt dat onze samenleving zo snel mogelijk de overstap moet maken van fossiele brandstoffen naar groene, hernieuwbare energie. Windenergie is daar een voorbeeld van. Daarbij moet rekening worden gehouden met de bewoners in de buurt, en natuurlijk de dieren en de natuur.

In de Volkskrant van 14 maart j.l. is te lezen dat onderzoekers in Delft stellen dat er geen nieuwe windturbines nodig zijn om de klimaatdoelen te halen[1]. Er staat; “De klimaatdoelen zijn vanaf 2030 haalbaar met andere energiebronnen, stelt CE Delft. Dat kan vooral met windmolens op zee, waarvoor het kabinet inmiddels zeer vergaande plannen heeft. Maar ook de potentiële ruimte voor zonnepanelen op daken en infrastructuur is nog altijd groot”.

Marjan Minnesma, directeur van klimaatorganisatie Urgenda sluit zich bij dit standpunt aan. Zij zegt: “Als 80 procent van reeds vergunde en gesubsidieerde windprojecten doorgaan en we besparen door vervoer en huizen te elektrificeren, dan zijn verder geen windmolens op land nodig”.

De Partij voor de Dieren is voor windenergie wanneer mensen, dieren en de natuur er geen of weinig hinder van ondervinden. Naast een klimaatcrisis is er ook een biodiversiteitscrisis. Het is dan ook van groot belang dat we de kwetsbare natuur in de stad zoveel mogelijk beschermen, ook bij het behalen van de klimaatdoelen. Windturbines zijn lastig te plaatsen in Amsterdam, omdat ze in bijzondere natuurgebieden komen of te dicht op woningen. Windturbines in het havengebied zijn een optie, mits ecologisch onderzoek dit toestaat. Wat de Partij voor de Dieren betreft blijkt uit het onderzoek van CE Delft dat er wellicht andere keuzes gemaakt kunnen worden t.a.v. windturbines in de stad, zoals bijvoorbeeld nu gepland in de Noorder IJplas [2].

Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen:

  1. Hoe kijkt het college naar het onderzoek zoals dat is gepresenteerd door de onderzoekers van CE Delft?
  2. Als het college de uitkomsten van het onderzoek onderschrijft, is het dan van plan om opnieuw te kijken naar de locaties van de windturbines zoals die er nu zijn? Zo nee, waarom niet?
  3. Is het college het eens met de Partij voor de Dieren dat er andere keuzes gemaakt kunnen worden en dat daarmee voorkomen kan worden dat er windturbines in de natuur geplaatst moeten worden? Zo nee, waarom niet?
  4. Is het college bereid om met deze nieuwe kennis de huidige plannen te pauzeren en opnieuw te kijken naar het Westelijk Havengebied als locatie voor windenergie? Zo nee waarom niet?

Indiener(s),

J. Krom

Indiendatum: 16 mrt. 2023
Antwoorddatum: 4 apr. 2023

1. Hoe kijkt het college naar het onderzoek zoals dat is gepresenteerd door de onderzoekers van CE Delft?

Het college heeft kennisgenomen van het onderzoek waarin vooruitgekeken wordt naar de manieren waarop aan de extra energiebehoefte in 2030 en 2050 kan worden voldaan. Het college leest in het onderzoek een bevestiging dat wind op land voor 2030 een noodzakelijke bijdrage levert aan de doelstellingen voor de benodigde duurzame opwek van energie. Vanaf 2030 stelt CE Delft dat er meer mogelijkheden zijn om de ambitie voor 2050 te halen. CE Delft heeft daarvoor vooral een inventarisatie gedaan van de vele denkrichtingen om tot dat gestelde doel in 2050 te komen. Het rapport schetst daarin een gevarieerd beeld van de voor- en nadelen van mogelijke toekomstige energiebronnen. Alle denkrichtingen hebben risico’s en vooren nadelen.

2. Als het college de uitkomsten van het onderzoek onderschrijft, is het dan van plan om opnieuw te kijken naar de locaties van de windturbines zoals die er nu zijn? Zo nee, waarom niet?

Momenteel werkt Amsterdam aan het behalen van de klimaatdoelen tot 2030. Het onderzoek van CE Delft doet zoals gezegd een aantal suggesties voor de periode na 2030 gericht op jaar 2050. In hun rapport is het behalen van deze 35TWh, de landelijke doelstelling voor 2030, als gegeven beschouwd. Het is echter niet zeker dat deze ambitie ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt in 2030. Dat toont het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) aan, die de voortgang monitort van de realisatie van de ambitie van 35 TWh in Nederland. Het CE Delft rapport benoemt wind op land en zon op land, naast zon op dak, zonneparken en import van groene waterstof juist als noodzakelijk om de doelstellingen in 2030 te halen. De recente berichtgeving over het klimaatrapport van de IPCC bevestigd nogmaals de urgentie van dit vraagstuk.Overigens stopt deze urgentie niet bij het behalen van 35 TWh duurzame energie opwek op land in 2030. Amsterdam neemt daarin haar verantwoordelijkheid in de strijd tegen klimaatveranderingm en daarbij hoort ook het plaatsen van windturbines op land. De ambitie blijft tenminste 127 MW opgesteld vermogen in 2030 te realiseren. Hiervan is reeds 75 MW gerealiseerd. Betaalbaarheid van energie, beperking van de afhankelijkheid van import of fossiele energiebronnen en lokale groene opwek dichtbij de stad zijn onderdeel van deze energietransitie. Zoals bekend plaatst Amsterdam alleen windturbines indien er geen onaanvaardbare risico’s voor gezondheid of natuur ontstaan. Om de keuze zorgvuldig te kunnen maken is het noodzakelijk om inzicht te krijgen van de milieueffecten in de zoekgebieden. Dat inzicht volgt uit de resultaten van de Plan-MER.

3. Is het college het eens met de Partij voor de Dieren dat er andere keuzes gemaakt kunnen worden en dat daarmee voorkomen kan worden dat er windturbines in de natuur geplaatst moeten worden? Zo nee, waarom niet?

Het college is het hier niet mee eens. De stelling dat alle windturbines in natuur geplaatst worden is te voorbarig en niet gebaseerd op onderzoeksresultaten. Eerst zullen de uitkomsten van de Plan MER bekend moeten worden, voordat er conclusies getrokken kunnen worden welke gebieden meer of minder geschikt zijn voor windenergie. De resultaten uit de Plan-MER leveren straks informatie over op welke wijze de milieueffecten tussen de zoekgebieden verschillen. Hierbij wordt ook inzichtelijk wat de mogelijke effecten zijn op ecologie. Deze milieu-informatie wordt samen met de andere informatie verwerkt in het Programma Windenergie Amsterdam (PWA). In het PWA volgt op basis van álle informatie een politieke keuze op welke wijze zoekgebieden geprioriteerd worden en waar als eerste gestart mag worden met de ontwikkeling van windenergie. Deze keuze zal worden voorgelegd aan de Raad. Dat is volgens de huidige planning in Q1 2024.

4. Is het college bereid om met deze nieuwe kennis de huidige plannen te pauzeren en opnieuw te kijken naar het Westelijk Havengebied als locatie voor windenergie? Zo nee waarom niet?

Het college leest zoals gezegd in het onderzoek juist een bevestiging dat wind op land in 2030 een noodzakelijke en waardevolle bijdrage levert aan de benodigde duurzame opwek van energie. De haven is reeds onderdeel van de scope van de Plan MER, net als de andere aangewezen voorkeurs, en (extra)reserve gebieden. De uitkomsten van de plan MER geven inzicht in de milieueffecten in de haven en hoe deze verschillen met de andere zoekgebieden voor wind in Amsterdam.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen van het lid Krom inzake inzage in de verduurzamingsplannen van woningcorporaties

Lees verder

Schriftelijke vragen van het lid Bloemberg-Issa inzake festivalstop Natura2000 gebied het Twiske

Lees verder

    Word actief Doneer