Schrif­te­lijke vragen inzake storm­schade aan bomen


Indiendatum: 30 nov. 2020

Op 29 oktober 2020 heeft wethouder Ivens, met de portefeuille Openbare Ruimte en Groen, de raad geïnformeerd over de uitkomsten van een onderzoek naar stormschade aan bomen [1]. Een expertteam heeft na de zomerstorm van 2019 van alle omgewaaide bomen een steekproef van 25 wortelkluiten onderzocht om inzicht te krijgen in de achterliggende oorzaken van het omwaaien. In het hieruit volgende rapport [2] wordt geconcludeerd dat bij vrijwel alle omgewaaide bomen om verschillende redenen sprake is van een ‘onderontwikkelde beworteling’. Met name het problematische verschijnsel ‘potloodiep’, waarbij iepen met een specifieke kweekmethode in een latere levensfase problemen ondervinden met wortelontwikkeling, lijkt een belangrijke oorzaak. De wethouder schrijft wat het college naar aanleiding van het onderzoek gaat doen om het beheerregime van het Amsterdamse bomenareaal te verbeteren. Het valt vragenstellers echter op dat in het rapport veel aanbevelingen worden gedaan waar de wethouder nu niet op ingaat. Ook zijn er in het rapport een aantal bevindingen opgenomen die vragen om een verdere verduidelijking of verdieping.

Gezien het vorenstaande stellen ondergetekenden, respectievelijk namens de fracties van de Partij voor de Dieren en GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders:

1. In het rapport wordt aanbevolen om de resultaten van de recente BCVrapportages nog eens na te lopen. Mogelijk geeft dit aanwijzingen voor een bijstelling c.q. verfijning van de richtlijnen. Waarom wordt hier niet op ingegaan in de brief? Wordt deze aanbeveling overgenomen?

2. Er wordt aanbevolen om het iepenbestand nog eens te screenen vanwege het potloodiepen-fenomeen om te komen tot prioriteitstelling met betrekking tot een meer gerichte inspectie volgens de bestaande richtlijnen. Heeft de gemeente in kaart waar in de stad bomen staan die op een onderstam zijn gekweekt met entonderstamcombinaties en die tot uitgestelde onverenigbaarheid kunnen leiden (potloodiep)? Wordt deze aanbeveling overgenomen?

3. In het rapport noemen de onderzoekers onder een waslijst aan beperkingen van het onderzoek. Waarom zijn er van de genoemde 27 stobben ter plaatse geen omgevings- en bodemkenmerken vastgelegd en is daar geen foto gemaakt van de bovengrondse conditie van de boom?

4. Er wordt aanbevolen om bij een eerstvolgende gelegenheid (stormschade) enige groeiplaatsfactoren nader te onderzoeken. Wordt deze aanbeveling overgenomen? Zo ja: worden ook de onderzoeksvoorstellen op p.11 van het rapport meegenomen (over bodemluchthuishouding; bodemverdichting; bodemchemische verschillen tussen bewortelde en niet bewortelde laag)?

5. In het rapport worden, naast het bestaan van de ‘potloodiepen’ nog vier hoofdoorzaken van de geringe omvang van de wortelkluit (stabiliteitskluit) aangegeven. Hierbij zijn omgevingsfactoren bovengronds alleen meegenomen waar het de ‘bomenluchthuishouding’ betreft maar niet het gebruik en bijv. de daarmee gepaarde gaande trillingen en de belasting, van de straat. Is het mogelijk dat ook zwaar verkeer, daarmee gepaard gaande trillingen en/of belasting van het straatdek (bij stilstaande zware voertuigen) waaraan de boom grenst, een rol van betekenis speelt? Zo ja: is het mogelijk om deze factor te duiden en bij een volgend onderzoek mee te nemen?

6. Er wordt aanbevolen om de minimale vereiste dimensies van de doorwortelbare ruimte aan te houden en om deze aan te passen bij het groter worden van de boom. In hoeverre komen de genoemde vereisten overeen met de plannen van het college om de groeiplaatsen te vergroten? Wordt het aanpassen van de dimensies (boomspiegel en storingsvrije zone) bij het groter worden van bomen ook opgevolgd? Welk beleid volgt de gemeente hier nu en wat gaat er veranderen?

7. Uit het rapport volgt de aanbeveling om gebruik te maken van combinaties van boomgroeiplaatsen met civiele bouwwerken. Waarom wordt hier in de brief niet op ingegaan? Wordt er iets met deze aanbeveling gedaan of is dit al staand beleid?

De leden van de gemeenteraad,

A.L. Bakker

J.F. van Pijpen

[1] https://amsterdam.raadsinforma...

[2] https://amsterdam.raadsinforma...

Indiendatum: 30 nov. 2020
Antwoorddatum: 13 jan. 2021

1.In het rapport wordt aanbevolen om de resultaten van de recente BCV-rapportages nog eens na te lopen. Mogelijk geeft dit aanwijzingen voor een bijstelling c.q. verfijning van de richtlijnen. Waarom wordt hier niet op ingegaan in de brief? Wordt deze aanbeveling overgenomen?

Antwoord: Deze aanbeveling wordt overgenomen. Uitgestelde onverenigbaarheid is een typisch probleem bij oudere iepen die in het verleden door middel van enten zijn vermeerderd. Het college zal de uitkomsten van de boomveiligheidscontrole screenen op dit probleem en zo nodig de inspectiesystematiek aanpassen.

2. Er wordt aanbevolen om het iepenbestand nog eens te screenen vanwege het potloodiepen-fenomeen om te komen tot prioriteitstelling met betrekking tot een meer gerichte inspectie volgens de bestaande richtlijnen. Heeft de gemeente in kaart waar in de stad bomen staan die op een onderstam zijn gekweekt met entonderstamcombinaties en die tot uitgestelde onverenigbaarheid kunnen leiden (potloodiep)? Wordt deze aanbeveling overgenomen?

Antwoord: De gemeente heeft geen kaart met hierop de iepen die op een onderstam zijn gekweekt. De 30.000 iepen in de stad zijn afgelopen decennia door tientallen verschillende boomkwekers geleverd, waarbij elke boomkweker zijn eigen kweekmethode had. Bij aflevering werd de kweekmethode niet vermeld. In huidige leveringscontracten is opgenomen dat alleen nog maar iepen op eigen wortel mogen worden geleverd.

3. In het rapport noemen de onderzoekers onder een waslijst aan beperkingen van het onderzoek. Waarom zijn er van de genoemde 27 stobben ter plaatse geen omgevingsen bodemkenmerken vastgelegd en is daar geen foto gemaakt van de bovengrondse conditie van de boom?

Antwoord: In het centrum worden de bomen jaarlijks geïnspecteerd en van alle bomen is de conditie bekend. Het maken van foto’s heeft geen toegevoegde waarde als de bomen zijn omgewaaid. Bovendien worden stam- en takdelen na de storm uit veiligheidsoverwegingen zo snel mogelijk afgevoerd. De omgevings- bodemkenmerken zijn niet vastgelegd, omdat het onderzoek zich richtte op zichtbare afwijkende wortelpatronen.

4. Er wordt aanbevolen om bij een eerstvolgende gelegenheid (stormschade) enige groeiplaatsfactoren nader te onderzoeken. Wordt deze aanbeveling overgenomen? Zo ja: worden ook de onderzoeksvoorstellen op p.11 van het rapport meegenomen (over bodemluchthuishouding; bodemverdichting; bodemchemische verschillen tussen bewortelde en niet bewortelde laag)?

Antwoord: Deze aanbeveling wordt overgenomen. Daarbij is het wel van belang dat er statistisch voldoende omgewaaide bomen moeten zijn. Alleen als er tientallen omgewaaide bomen van oudere leeftijd beschikbaar zijn, kan onderzoek naar deze groeiplaatsfactoren bruikbare informatie opleveren.

5. In het rapport worden, naast het bestaan van de ‘potloodiepen’ nog vier hoofdoorzaken van de geringe omvang van de wortelkluit (stabiliteitskluit) aangegeven. Hierbij zijn omgevingsfactoren bovengronds alleen meegenomen waar het de ‘bomenluchthuishouding’ betreft maar niet het gebruik en bijv. de daarmee gepaarde gaande trillingen en de belasting, van de straat. Is het mogelijk dat ook zwaar verkeer, daarmee gepaard gaande trillingen en/of belasting van het straatdek (bij stilstaande zware voertuigen) waaraan de boom grenst, een rol van betekenis speelt? Zo ja: is het mogelijk om deze factor te duiden en bij een volgend onderzoek mee te nemen?

Antwoord: Stervende en onderontwikkelde wortels waren opvallend vaak aan de onderzijde van wortelkluiten te vinden. Dus juist op het diepste gedeelte. Nieuw gevormde wortels zaten duidelijk aan de bovenzijde van de wortelkluit. Het probleem lijkt eerder van onderuit te komen. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat zware belasting van boven van invloed is op deze onderontwikkelde beworteling.

6. Er wordt aanbevolen om de minimale vereiste dimensies van de doorwortelbare ruimte aan te houden en om deze aan te passen bij het groter worden van de boom. In hoeverre komen de genoemde vereisten overeen met de plannen van het college om de groeiplaatsen te vergroten? Wordt het aanpassen van de dimensies (boomspiegel en storingsvrije zone) bij het groter worden van bomen ook opgevolgd? Welk beleid volgt de gemeente hier nu en wat gaat er veranderen?

Antwoord: Op 23 oktober 2020 heeft het college het Handboek Groen, standaard voor het Amsterdamse straatbeeld, vastgesteld. Hierin is opgenomen dat standaard 25m3 doorwortelbare ruimte voor een boom wordt toegepast (Hoofdstuk 4.4.1. punt 3, pagina 62). Voor bomen in de Hoofdbomenstructuur dient tussen de 25-40 m3 doorwortelbare ruimte te worden gerealiseerd. Hier staan ook de minimale dimensies in die nodig zijn om bomen gezond tot volle wasdom uit te laten groeien. De aanwezigheid van obstakels, kabels/leidingen in de ondergrond en hoge grondwaterstanden zijn beperkende factoren om in alle gevallen deze groeiruimte te realiseren. Bij bestaande bomen wordt in geval van groot onderhoud en herinrichting gekeken of de groeiruimte kan worden vergroot. In de praktijk wordt met speciale zuigers het voor bomen onbruikbare zand weggezogen en vervangen door een optimaal bomensubstraat. De huidige budgetten stellen ons in staat om bij aanplant van bomen deze hoeveelheid aan voorgeschreven m3 mee te geven. Dit staat ook standaard in de raamcontracten met de groenaannemers.

7. Uit het rapport volgt de aanbeveling om gebruik te maken van combinaties van boomgroeiplaatsen met civiele bouwwerken. Waarom wordt hier in de brief niet op ingegaan? Wordt er iets met deze aanbeveling gedaan of is dit al staand beleid?

Antwoord: Dit is al staand beleid en wordt in Amsterdam al vaak toegepast. Binnen de gemeente is hier gedegen kennis over. Voorbeelden zijn de fietsparkeergarages bij het Beursplein, Leidseplein, Vijfhoekpark en Mahlerplein. Maar ook de Integrale Leidingentunnel (Mahlerlaan) waar bomen op zijn geplaatst, de bushaltes voor het Amstelstation, in de Rijnstraat en Johannes Vermeerstraat. Op dit moment wordt gekeken of de combinatie van groeiplaatsen en civiele constructies ook kan worden toegepast bij de realisatie van de nieuwe kademuren.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen inzake het vergroten en verbeteren van het Natuurnetwerk Nederland rondom de Gaasperplas

Lees verder

Schriftelijke vragen inzake de dreigende ontruiming van buurttuinen wegens opzegging van het huurcontract met Nemoland in Westerpark

Lees verder

    Word actief Doneer