Schrif­te­lijke vragen inzake import van verbrand afval uit het Verenigd Koninkrijk


Indiendatum: feb. 2018

Aan het college van burgemeester en wethouders

Inleiding

Op 25 januari publiceerde het FD een krantenartikel met als titel “Amsterdam gaat komende tien jaar stroom tappen uit Brits afval”. In het artikel wordt gesteld dat het Britse afvalbedrijf Renewi tien jaar lang brandstof zal leveren aan het Amsterdamse energie- en afvalbedrijf (AEB). Het zou gaan om in totaal tot 1 miljoen ton brandstof verkregen uit afval. Dit zou gelijk staan aan ongeveer 5% van de elektriciteit die AEB jaarlijks in Amsterdam opwekt. Het AEB heeft zich als doelstelling gesteld om te ontwikkelen van verbrander van afval tot duurzaam energie- en grondstofbedrijf gericht op het sluiten van kringlopen. Zo zou het AEB zich zoveel mogelijk gaan richten op nascheiding en hergebruik.

Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen:

1. Is het college bekend met het genoemde artikel in het FD? Klopt de berichtgeving?

2. Kan het college inzicht geven in de overeenkomst tussen Renewi en het AEB ten aanzien van de hoeveelheid te leveren brandstof uit afval in de loop van de genoemde 10 jaar?

3. Zijn er in de overeenkomst afspraken gemaakt over eventuele toekomstige ontwikkelingen door innovatie in afvalscheiding en hergebruik die van invloed kunnen zijn op de hoeveelheid te leveren brandstof uit afval?

4. Heeft de levering van brandstof uit afval van Renewi voor de komende 10 jaar invloed op het totale aandeel van energie en warmte gewonnen uit afvalverbranding binnen het AEB? Zo ja, om welk verschil gaat het? Zo nee, hoe verklaart het college dat?

5. Wat is de precieze doelstelling van het AEB ten aanzien van het aandeel energie opgewekt uit afvalverbranding binnen het totaal aan opgewekte energie voor de komende 10 jaar?

6. Deelt het college de opvatting van de Partij voor de Dieren dat het verbranden van afval idealiter tot een uiterst minimum beperkt moet zijn, omdat er met het optimaliseren van nascheiding en hergebruik nog amper sprake zal zijn van afval? En dat het AEB, gezien haar doelstelling om een “energie- en grondstoffenbedrijf gericht op het sluiten van kringlopen” te zijn, zou moeten streven naar minimale afvalverbranding? Op welke manier sluit het aangaan van een langlopend contract voor afvalinkoop aan bij deze doelstelling van het AEB?

7. Kan het college uitsluiten dat de afname van brandstof uit afval uit het Verenigd Koninkrijk door het AEB concurreert met afvalscheiding en hergebruik in het Verenigd Koninkrijk? En dat deze marktvraag naar afval de ontwikkelingen in afvalscheiding en hergebruik in het Verenigd Koninkrijk afremt?

Gelieve bij ieder antwoord de bron te vermelden. We gaan ervan uit dat beantwoording binnen 4 weken plaatsvindt en wanneer dit niet lukt dit ter kennis wordt gebracht.

Het lid van de gemeenteraad,

J.F.W. van Lammeren

Indiendatum: feb. 2018
Antwoorddatum: 9 mei 2018

1. Is het college bekend met het genoemde artikel in het FD? Klopt de berichtgeving?

Antwoord:
Ja. De informatie klopt.


2. Kan het college inzicht geven in de overeenkomst tussen Renewi en het AEB ten aanzien van de hoeveelheid te leveren brandstof uit afval in de loop van de genoemde 10 jaar?

Antwoord:
Tijdens de aandeelhoudersvergadering is de overeenkomst besproken en goedgekeurd. Met het afsluiten van deze contracten is de afvalportfolio langdurig gevuld, is vollast van de centrales grotendeels gegarandeerd en is volgens AEB voldoende flexibiliteit ingebouwd. Hiermee is er langjarige zekerheid voor de afvalverwerkingsoperatie. De raad is hierover, conform het informatieprotocol Deelnemingen, geïnformeerd per brief via de dagmail van 2 maart 2018.

De inhoud van contractuele overeenkomsten van AEB met andere (markt)partijen geldt als bedrijfsvertrouwelijke informatie van AEB en ligt daarom als vertrouwelijke bijlage bij de brief van 2 maart ter inzage bij de griffie.

In zijn jaarverslag en op de website van AEB geeft AEB uitgebreid inzicht in de hoeveelheid en de herkomst van het afval dat AEB verwerkt.

Algemeen geldt dat AEB het aanbod van te verwerken afval stuurt en beheert door middel van contracten, met als doel een zekere en zo nodig flexibele stroom afval te realiseren, tegen een zo gunstig mogelijk verwerkingstarief. Om de transitie naar een duurzaam energie en grondstoffenbedrijf te kunnen financieren is het voor AEB van belang om de huidige verbrandingscapaciteit optimaal te benutten. Het contractportfolio van AEB bestaat voornamelijk uit huishoudelijk afval afkomstig van Nederlandse gemeenten, industrieel afval afkomstig van Nederlandse private partijen en brandbaar afval uit het Verenigd Koninkrijk.

AEB geeft desgevraagd het volgende aan: ‘In Nederland is meer verwerkingscapaciteit beschikbaar dan het aanbod aan brandbaar afval uit Nederland. AEB verwerkt daarom al geruime tijd bedrijfsafval uit het Verenigd Koninkrijk, zodat het bedrijf de capaciteit van de afvalenergiecentrales, die tot de meest efficiënte installaties ter wereld behoren, volledig en optimaal kunnen benutten.

Het bedrijfsafval hoeft op deze manier niet gestort te worden in het Verenigd Koninkrijk, wat veel uitstoot van broeikasgassen (methaan en CO2) met zich mee zou brengen. Storten wordt in het Verenigd Koninkrijk ontmoedigd door stijgende storttarieven. De CO2-uitstoot die het transport oplevert, is hierbij verwaarloosbaar klein vergeleken met de vermeden uitstoot van methaan en CO2. Het uit het Verenigd Koninkrijk afkomstige bedrijfsafval wordt zo bij AEB op verantwoorde wijze omgezet in (duurzame) energie. Hiermee wordt een groeiend aantal huishoudens en bedrijven in Amsterdam van warmte voorzien, nu zijn dat er al circa 30.000. En AEB produceert voldoende elektriciteit voor 320.000 huishoudens.


De strategie van AEB is er op gericht om naast afvalverbranding steeds meer grondstoffen terug te winnen uit restafval. Hiertoe heeft AEB een moderne scheidingsinstallatie ontwikkeld en zijn er concrete plannen voor installaties om de materialen nog verder op te werken. De capaciteit van de scheidingsinstallatie voor huishoudelijk afval is afgestemd op het verwerken van het restafval afkomstig uit Amsterdam en 11 andere partnergemeenten, die er voor hebben gekozen gebruik te maken van de afvalenergiecentrales van AEB.


Terugwinning van grondstoffen is niet van toepassing op het door AEB geïmporteerde bedrijfsafval. Dit is namelijk een restafvalstroom, die reeds is gesorteerd. De recyclebare grondstoffen zijn in het Verenigd Koninkrijk teruggewonnen. Het volledig en optimaal benutten van de capaciteit van de afvalenergiecentrales, die wereldwijd tot de best presterende installaties behoren, past in deze strategie.’

3. Zijn er in de overeenkomst afspraken gemaakt over eventuele toekomstige ontwikkelingen door innovatie in afvalscheiding en hergebruik die van invloed kunnen zijn op de hoeveelheid te leveren brandstof uit afval?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.


4. Heeft de levering van brandstof uit afval van Renewi voor de komende 10 jaar invloed op het totale aandeel van energie en warmte gewonnen uit afvalverbranding binnen het AEB? Zo ja, om welk verschil gaat het? Zo nee, hoe verklaart het college dat?

Antwoord:
Nee. Zie het antwoord op vraag 2.

5. Wat is de precieze doelstelling van het AEB ten aanzien van het aandeel energie opgewekt uit afvalverbranding binnen het totaal aan opgewekte energie voor de komende 10 jaar?

Antwoord:
AEB geeft aan de komende jaren er naar te streven om meer warmte te leveren aan huishoudens en bedrijven in Amsterdam en meer energie te leveren uit biomassa.


6. Deelt het college de opvatting van de Partij voor de Dieren dat het verbranden van afval idealiter tot een uiterst minimum beperkt moet zijn, omdat er met het optimaliseren van nascheiding en hergebruik nog amper sprake zal zijn van afval? En dat het AEB, gezien haar doelstelling om een “energie- en grondstoffenbedrijf gericht op het sluiten van kringlopen” te zijn, zou moeten streven naar minimale afvalverbranding? Op welke manier sluit het aangaan van een langlopend contract voor afvalinkoop aan bij deze doelstelling van het AEB?

Antwoord:
Zoals in het Coalitieakkoord 2014-2018 is opgenomen wil de gemeente het Amsterdamse afval zoveel mogelijk als grondstof hergebruiken en wil het AEB helpen bij de transformatie van afvalverwerker tot producent van herwinbare grondstoffen.

Door de intensivering van bronscheiding kan de gemeente op korte termijn een scheidingspercentage van 40% realiseren, voor de overige 25% heeft de gemeente Amsterdam het AEB gevraagd deze te realiseren. Dit doet AEB onder andere door fors te investeren in transitieprojecten. In de business cases voor transitieprojecten zal AEB rekening houden met de door de gemeente gewenste wendbaarheid en flexibiliteit.

Bedrijfsmatig gezien zal AEB voorlopig zoveel mogelijk op input uit Engeland draaien, immers Amsterdam brengt minder afval naar de Afvalverwerkingsinstallatie (‘AVI’). In afstemming met de gemeente worden er op termijn afspraken gemaakt over een uitfasering van de verbrandingsactiviteiten, rekening houdend met het feit dat de niet AVI gerelateerde activiteiten (transitieprojecten) zich bevinden in een vroege levensfase en veel investeringsbeslissingen nog genomen moeten worden (7 in 2018). In het Strategisch plan 2018-2022 worden KPI’s opgenomen alsmede een planning in tijd, hetgeen de gemeente de mogelijkheid biedt te monitoren in hoeverre de scheidingsdoelstelling realiseerbaar is en daarmee ook de uitfasering van de verbrandingsactiviteiten en tijdig met AEB in overleg te treden indien doelrealisatie onder druk komt te staan.

AEB geeft aan dat: ‘het de ambitie van AEB is om verantwoord afvalvraagstukken op te lossen door steeds meer grondstoffen terug te winnen en maximaal energie op te wekken uit resterend afval. Hiertoe heeft AEB recent een scheidingsinstallatie gebouwd, die waardevolle grondstoffen terugwint uit restafval en zijn er concrete plannen voor de ontwikkeling van aanvullende opwerkingsinstallaties.

Maar ook het volledig en optimaal benutten van de capaciteit van de afvalenergiecentrales, die wereldwijd tot de best presterende installaties behoren, past in deze strategie. De afvalsector opereert immers internationaal. Het benutten van hoogwaardige capaciteit bij AEB voor de verwerking van Brits afval heeft zodoende uit milieukundig oogpunt de voorkeur boven storten in het VK.’

Zie ook antwoord op vraag 2.

7. Kan het college uitsluiten dat de afname van brandstof uit afval uit het Verenigd Koninkrijk door het AEB concurreert met afvalscheiding en hergebruik in het Verenigd Koninkrijk? En dat deze marktvraag naar afval de ontwikkelingen in afvalscheiding en hergebruik in het Verenigd Koninkrijk afremt?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.