Schrif­te­lijke vragen inzake het door­breken van de mythe over honing­bijen


Indiendatum: 13 dec. 2022

Er komen meer dan honderd soorten bijen voor in Amsterdam en de honingbij is daar slechts één van. Honingbijen komen niet ‘in het wild’ voor hier, maar worden hobbymatig of commercieel door imkers gehouden in kasten voor het produceren van honing. Uit recent onderzoek in opdracht van de gemeente Amsterdam[1] blijkt dat teveel honingbijen in een gebied een nadelig effect kunnen hebben op wilde bijen, omdat ze met elkaar om voedsel concurreren. Het is voor wilde bijensoorten die op de Rode Lijst staan (zoals de gebandeerde dwergzandbij, de roodsprietwespbij en de geelstaartklaverzandbij) dus niet wenselijk dat overal in de stad kasten met tienduizenden honingbijen worden neergezet.

Eerder dit jaar erkende het college dat er een noodzaak is tot het matigen van het aantal bijenkasten in de stad en kondigde aan te onderzoeken welke maatregelen hiertoe mogelijk zijn. In het vierde kwartaal van 2022 zou het college een voorstel voorleggen aan de gemeenteraad.

Ondergetekende merkt dat mensen nog vaak een gekleurd beeld hebben over het houden van honingbijen. Het blijft populair om initiatieven met honingbijen te starten onder het mom van ‘wij doen iets goeds voor de natuur’. Zo lijkt ook de Nederlandsche Bank ermee te beginnen. Het hoofdkantoor wordt prachtig duurzaam gerenoveerd en vergroend met ruimte voor insecten, iets dat de Partij voor de Dieren toejuicht. Tegelijkertijd wordt er op de informatieborden rondom het gebouw gecommuniceerd over ‘vloeibaar goud in de binnentuin’ met afbeeldingen van honingbijen en een bijenkorf.

Gezien het vorenstaande stelt het lid Bakker op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen:

  1. Hoe staat het met het onderzoek naar mogelijkheden om het aantal bijenkasten in de stad te matigen? Met welke organisaties en belanghebbenden heeft het college gesproken het afgelopen jaar voor het onderzoek?
  2. Is het college op de hoogte van de plannen van DNB om honingbijen te houden? Om hoeveel kasten gaat het precies en wie of welke organisatie gaat zorgdragen voor de bijenvolken?
  3. Is het college bereid om met DNB het gesprek aan te gaan om ze bij te praten over het recente onderzoek in opdracht van de gemeente over de invloed van honingbijen op wilde bestuivers in de stad? Zou het college DNB willen vragen om het plaatsen van kasten met honingbijen te heroverwegen?
  4. Heeft het college er zicht op of er andere overheidsinstanties in de stad zijn die op hun dak of in de binnentuin bijenkasten hebben staan? Zo ja: welke en waar?
  5. Herkent het college de observatie van de indiener dat mensen over het algemeen een te eenzijdig beeld hebben van het houden van honingbijen? Zo ja: welke mogelijkheden ziet het college om Amsterdammers hierover juist te informeren?
  6. Welke mogelijkheden ziet het college om instanties, bedrijven en organisaties te ontmoedigen honingbijkasten op hun dak of in een binnentuin te zetten?

Indiener

A.L. Bakker


[1] https://www.eis-nederland.nl/Portals/4/Advies_honingbijen_Amsterdam_2022_DEF2.pdf

Indiendatum: 13 dec. 2022
Antwoorddatum: 24 jan. 2023

1. Hoe staat het met het onderzoek naar mogelijkheden om het aantal bijenkasten in de
stad te matigen? Met welke organisaties en belanghebbenden heeft het college gesproken het afgelopen jaar voor het onderzoek?

Deze stukken gaan ter kennisname naar de commissie DC van 23 februari 2023.

2. Is het college op de hoogte van de plannen van DNB om honingbijen te houden? Om
hoeveel kasten gaat het precies en wie of welke organisatie gaat zorgdragen voor de
bijenvolken?

Naar aanleiding van deze schriftelijke vragen is contact opgenomen met De Nederlandsche Bank. In 2024 zullen zij een nieuwe publiek toegankelijke stadstuin van circa 2000 m2 aanleggen. Het doel is daarbij dat de stadstuin een positieve invloed heeft op de biodiversiteit, onder andere door toepassing van een mix van inheemse en niet-inheemse bloeiende planten. Op de bouwschutting van het bouwterrein zijn honingbijen afgebeeld. Het vloeibare goud moet als metafoor worden gezien. Er is nog geen concrete uitwerking van de doelen en ook geen concreet voornemen om honingbijvolken te plaatsen in de tuin. Een vertegenwoordiger van de DNB laat weten dat zij in dit project willen inzetten op een positieve bijdrage aan de biodiversiteit en het milieu.

3. Is het college bereid om met DNB het gesprek aan te gaan om ze bij te praten over het recente onderzoek in opdracht van de gemeente over de invloed van honingbijen op wilde bestuivers in de stad? Zou het college DNB willen vragen om het plaatsen van kasten met honingbijen te heroverwegen?

Dit gesprek heeft reeds plaats gevonden, zie antwoord op vraag 2. Deze informatie neemt de DNB mee in het verder uitwerken van het doel in het ontwerp van de stadstuin. De stadsecoloog heeft aangeboden mee te denken in een ontwerpsessie. Deze uitnodiging werd door de DNB verwelkomd.

4. Heeft het college er zicht op of er andere overheidsinstanties in de stad zijn die op hun dak of in de binnentuin bijenkasten hebben staan? Zo ja: welke en waar?

Nee, er is geen registratie of overzicht van het aantal bijenkasten en locaties.

5. Herkent het college de observatie van de indiener dat mensen over het algemeen een te eenzijdig beeld hebben van het houden van honingbijen? Zo ja: welke mogelijkheden ziet het college om Amsterdammers hierover juist te informeren?

Het college kan zich voorstellen dat niet alle Amsterdammers ervan op de hoogte zijn dat er naast honingbijen ook andere wilde bestuivers leven in Amsterdam en dat verschillende bijensoorten eenzelfde voedselbron hebben waardoor er voedselconcurrentie kan ontstaat tussen honingbijen en wilde bestuivers. Gemeente Amsterdam informeert haar bewoners al geruime tijd over het feit dat bewoners het beste een steentje kunnen bijdragen aan de biodiversiteit door meer inheemse bloeiende planten te hebben in de (gevel)tuin, balkon of dakterras en dat het houden van honingbijen niet een middel is om de biodiversiteit te stimuleren. De gemeente Amsterdam zal deze informatie blijven verstrekken, onder andere via de website en nieuwsberichten.

6. Welke mogelijkheden ziet het college om instanties, bedrijven en organisaties te ontmoedigen honingbijkasten op hun dak of in een binnentuin te zetten?

In de stukken zoals genoemd bij vraag 1 informeren wij u over de door ons voorgestelde aanpak, namelijk die van samenwerking met het Amsterdamse Bijenberaad waarbij gezamenlijk met imkers in de voor wilde bijen belangrijke gebieden gezocht wordt naar maatwerk.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen van lid Krom inzake jacht in Amsterdam

Lees verder

Schriftelijke vragen van het lid Bloemberg-Issa inzake het overschrijden van geluidsnormen

Lees verder

    Word actief Doneer