Schrif­te­lijke vragen inzake hand­having Wet Mili­eu­beheer


Indiendatum: jul. 2013

Amsterdam, 25 juli 2013,

Aan het college van burgemeester en wethouders,

Naar aanleiding van het rapport van CE Delft, Energiebesparing via de Wet milieubeheer (2013).

Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) (en het daarbij horende Activiteitenbesluit) moeten bedrijven en instellingen energiebesparende maatregelen nemen die een terugverdientijd hebben die kleiner of gelijk is aan vijf jaar. Hierbij geldt een ondergrens van energiegebruik: 25.000 m3 gas per jaar, of 50.000 kWh elektriciteit. Voor bedrijven met een gebruik hoger dan 75.000 m3 gas of 200.000 kWh elektriciteit kan daarbij een energiebesparingsonderzoek worden opgelegd.

Onderzoek van CE Delft voor de VROM Inspectie uit 2010 heeft echter laten zien dat toezicht en handhaving op de naleving van deze bepaling uit de Wm voor veel gemeenten een beperkte prioriteit heeft en dat gemeenten behoefte hebben aan versterking van de beschikbare hulpmiddelen.

Als alle gemeenten structureel uitvoering geven aan de Wet Milieubeheer is het energiebesparingspotentieel rond de 58-94 PJp per jaar, ofwel 2,8–4,7 Mton CO2-reductie, volgens berekening van CE Delft.

Uit het onderzoek van CE Delft, blijkt onder meer het volgende:

- Ongeveer de helft van de gemeenten geeft aan energiebesparing in het kader van de Wm mee te nemen in de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving. De andere helft neemt het niet mee, of niet alle taken.

- Het zicht op de werkelijke uitvoering en het besparingspotentieel ontbreekt bij veel gemeenten. Het komt vaak niet tot daadwerkelijke controles en uitvoering van maatregelen;

- De aandacht van gemeenten richt zich vaak op administratieve bepalingen, met name het opvragen van energiebesparingsonderzoeken, niet op fysieke realisatie van specifieke energiebesparende maatregelen.

- Een substantieel aantal gemeenten (bijna 50% in de uitgevoerde enquête) voert brancheprojecten uit op basis van Energiebesparing en Winst. Deze zijn wel gericht op fysieke realisatie van energiebesparende maatregelen.

In Amsterdam is al veel gebeurd in de supermarktenbranche en wordt hard gewerkt aan de verbetering van de energie-efficiency van datacenters. Een voorstel voor efficiency-bevordering van WKO’s is in voorbereiding. De Partij voor de Dieren wil graag weten hoe het naast deze brancheprojecten en dit voorstel in de rest van de dienstensector gesteld is met de Wm, zoals in kantoren, scholen en zorginstellingen.

Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen:

1) Is de wethouder bekend met het hierboven genoemde onderzoek van CE Delft?

2) Heeft de gemeente Amsterdam de enquête die CE Delft heeft gehouden onder gemeenten ingevuld?

a) Zoja, kan deze inzichtelijk worden gemaakt? (Indien ja, graag bijvoegen, indien nee, graag verder gaan met vraag 2b en verder.)

b) Wie houdt in Amsterdam toezicht op de Wet milieubeheer, zijn dit de stadsdelen of de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, beide of een andere dienst?

c) Kan de wethouder zich herkennen in hierboven aangehaalde uitkomsten van het onderzoek van CE Delft? Zoja op welke punten wel en op welke punten niet?

d) Wordt de Wm in Amsterdam meegenomen in de vergunningverlening? Zoja, bij hoeveel procent van de bedrijven?

e) Wordt de Wm in Amsterdam meegenomen in het toezicht? Zoja, bij hoeveel procent van de bedrijven?

f) Wordt de Wm in Amsterdam gehandhaafd? Zoja, hoeveel procent van de bedrijven is gecontroleerd?

g) Wordt in Amsterdam de aandacht ook op fysieke realisatie van energiebesparende maatregelen gevestigd?

h) Is bekend wat het besparingspotentieel van Amsterdam is wanneer alle bedrijven de maatregelen zouden uitvoeren die de Wm van hen vraagt?

i) Uit het onderzoek van CE Delft blijkt dat landelijk, rekening houdend met het deel van sectoren dat onder de Wm ligt, het meeste potentieel aanwezig is bij de financieel/zakelijke dienstverlening en overheidsbestuur/defensie (circa 16,2 PJp), bij de gezondheidszorg (circa 10,9 PJp) en supermarkten (circa 9,0 PJp). Zijn er in Amsterdam, naast de brancheprojecten supermarkten en datacenters, ook in de sector overheidsbestuur en gezondheidszorg projecten gepland of wellicht al in uitvoering? Zo nee, waarom niet?

Het lid van de Gemeenteraad,

J. van Lammeren

Indiendatum: jul. 2013
Antwoorddatum: 10 sep. 2013

1. Is het college bekend met het hiervoren genoemde onderzoek van CE Delft?

Antwoord vraag 1: Ja.

2. Heeft de gemeente Amsterdam de enquête die CE Delft heeft gehouden onder gemeenten ingevuld?

a. zo ja, kan deze inzichtelijk worden gemaakt? (Indien ja, graag bijvoegen, indien nee, graag verder gaan met vraag 2b en verder.)

b. wie houdt in Amsterdam toezicht op de Wet milieubeheer, zijn dit de stadsdelen of de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, beide of een andere dienst?

c. kan de wethouder zich herkennen in hierboven aangehaalde uitkomsten van het onderzoek van CE Delft? Zo ja, op welke punten wel en op welke punten niet?

d. wordt de Wm in Amsterdam meegenomen in de vergunningverlening? Zo ja, bij hoeveel procent van de bedrijven?

e. wordt de Wm in Amsterdam meegenomen in het toezicht? Zo ja, bij hoeveel procent van de bedrijven?

f. wordt de Wm in Amsterdam gehandhaafd? Zo ja, hoeveel procent van de bedrijven is gecontroleerd?

g. wordt in Amsterdam de aandacht ook op fysieke realisatie van energiebesparende maatregelen gevestigd?

h. is bekend wat het besparingspotentieel van Amsterdam is wanneer alle bedrijven de maatregelen zouden uitvoeren die de Wm van hen vraagt?

i. uit het onderzoek van CE Delft blijkt dat landelijk, rekening houdend met het deel van sectoren dat onder de Wm ligt, het meeste potentieel aanwezig is bij de financieel/zakelijke dienstverlening en overheidsbestuur/defensie (circa 16,2 PJp), bij de gezondheidszorg (circa 10,9 PJp) en supermarkten (circa 9,0 PJp). Zijn er in Amsterdam, naast de brancheprojecten supermarkten en datacenters, ook in de sector overheidsbestuur en gezondheidszorg projecten gepland of wellicht al in uitvoering? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 2:

a. Ja, zie bijlage 1.

b. Bevoegd gezag van de Wet milieubeheer zijn de stadsdelen en de centrale stad. Uitvoering van het toezicht wordt voor nagenoeg alle grote bedrijven, daar waar energiebesparing op basis van de wet milieubeheer mogelijk is, uitgevoerd door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (voorheen Dienst Milieu en Bouwtoezicht) namens het bevoegd gezag. Uitzondering hierop zijn grote cafés en restaurants en de basisscholen. Bij deze bedrijven wordt toezicht en handhaving Wet milieubeheer door de stadsdelen zelf uitgevoerd. Voor Westpoort en de grootstedelijke gebieden, zoals de Zuidas is de centrale stad het bevoegd gezag en voert de OD NZKG alle taken in het kader van de Wet milieubeheer uit.

c. Het beeld dat het zicht op de werkelijke uitvoering en het besparingspotentieel ontbreekt en dat daadwerkelijke controles en uitvoering van maatregelen achterwege blijft, wordt niet herkend. Amsterdam wordt landelijk gezien als koploper bij het effectief inzetten van de Wet milieubeheer ten behoeve van energiebesparing. Met name bij de introductie van de Wet milieubeheer in 1993 is door Amsterdam veel pionierswerk verricht. Alle ervaringen uit Amsterdam zijn op verzoek van de VNG in 2001 gebundeld in de VNG-publicatie ‘Wet milieubeheer en de verruimde reikwijdte’. In 2001 heeft Amsterdam de planningsmethodiek aangepast, waardoor er structureel aandacht besteed wordt aan duurzaamheidsaspecten zoals energiebesparing (inclusief mobiliteit) op grond van de Wet milieubeheer. Voor het behalen van een zo groot mogelijk resultaat geldt dat door een langjarige aanpak energiebesparing per branche of bedrijf wordt gestimuleerd en zo nodig wordt afgedwongen.

Er is veel opgebouwd en er worden mooie projecten uitgevoerd, echter de uitvoering loopt niet soepel en is de effectiviteit onvoldoende.Het instrumentarium uit de Wet milieubeheer is, zoals het onderzoek aangeeft, toe aan actualisatie zodat effectiever gewerkt kan worden. Hierover is in 2012 de motie van mevrouw van Veldhoven in de Tweede Kamer aangenomen. Gezien de huidige beperkingen van de Wet milieubeheer is het echter in de praktijk niet eenvoudig om bij alle controles energiebesparing te agenderen omdat de bewijslast dat er besparingspotentieel is bij een bedrijf, is gelegd bij de OD NZKG en niet bij het bedrijf zelf. Het besparingspotentieel is de titel op basis waarvan maatregelen en een energiebesparingsonderzoek verlangd kunnen worden.

Het beeld uit het onderzoek van CE Delft dat gemeenten behoefte hebben aan versterking van de beschikbare hulpmiddelen en verhoging van kennis wordt onderschreven. De gemeente en de OD NZKG lobbyen bij het Rijk om het instrumentarium voor handhaving van de Wm voor lokale overheden te versterken. De inzet van de gemeente de afgelopen tijd was op:

− het vaststellen van een lijst van energiemaatregelen die bedrijven moeten treffen op grond van het Activiteitenbesluit;

− het omdraaien van de bewijslast: niet de OD NZKG moet aantonen dat een maatregel zich terug verdient, maar het bedrijf moet aantonen dat een maatregel zich niet terugverdient;

− het vaststellen van een energieprestatiemaat voor datacenters (EUE). Het eerste punt is in het SER Energieakkoord vastgelegd. Het akkoord voorziet ook in extra middelen t.b.v. handhaving (hoeveel is onbekend) en een expertisecentrum dat lokale overheden en bedrijven moeten ondersteunen bij de handhaving Wm. De OD NZKG heeft het Ministerie van I&M laten weten dat het, mits door hen in voldoende mate gefinancierd, deze rol kan en wil vervullen. De andere punten zijn (nog) niet door het Rijk omarmd.

De oplossingen die hiervoor worden gevonden is inzetten op branchegerichte projecten en samenwerking en kennisuitwisseling met andere Omgevingsdiensten. Bij de inzet van de controle- en handhavingscapaciteit Wet milieubeheer van de OD NZKG wordt regelmatig, conform de afgesloten DienstVerleningsOvereenkomst, prioriteit gegeven aan de meer klassieke leefbaarheidsthema’s van de Wet milieubeheer zoals veiligheid en geluidshinder boven capaciteitsinzet voor het thema duurzaamheidsthema energiebesparing.

Vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer kent minder beperkingen. Hierin wordt energiebesparing door de OD NZKG integraal meegenomen. Een ander probleem is dat het moeilijk door de OD NZKG tot uitdrukking te brengen is hoeveel CO2 gereduceerd wordt door de inspanningen op grond van de Wet milieubeheer vanwege de langdurigheid in de aanpak en dat de CO2- reductie per maatregel, per bedrijf verschilt. Niettemin tracht OD NZKG dit effect beter in zicht te brengen om beter te kunnen communiceren over het stevige besparingspotentieel dat de Wm heeft.

Op dit moment liggen er nog kansen om energiebesparing middels de Wet milieubeheer te realiseren door het moment van indiening van een omgevingsvergunning voor de bouw ook te benutten om te bezien of er mogelijkheden zijn om aanvullende energiebesparende maatregelen te eisen.

d. Zie bijlage 1.

e. Zie bijlage 1.

f. Zie bijlage 1.

g. Zie bijlage 1.

h. Uit de CO2 uitstootrapportage 2011 van Amsterdam volgt dat de totale uitstoot voor bedrijven uitkomt op 3362 kton CO2 per jaar. Alleen bij de grotere bedrijvenis het mogelijk om maatregelen te verlangen op basis van de Wet milieubeheer.Met het treffen van energiebesparende maatregelen die zich binnen 5 jaar terug verdienen is het gemiddeld mogelijk om 15% energie te besparen. Ingeschat wordt dat de grotere bedrijven die onder de Wm vallen samen ongeveer 80% van de totale uitstoot van bedrijven veroorzaken. Volledig doorvoeren van Wm maatregelen bij deze bedrijven zou zodoende leiden tot ca 400 kton CO2 per jaar.

i. Ja, vorengenoemde sectoren worden gereguleerd en gehandhaafd via de volgende inspanningen:

Amsterdam wil daar waar mogelijk de regeldruk verlagen en de eigen verantwoordelijkheid van brancheorganisaties en bedrijven verhogen. Deze aanpak sluit uitstekend aan bij de insteek van de Wet milieubeheer die de verantwoordelijkheid bij de bedrijven legt voor de realisatie van energiebesparing. Dit heet doelgroepenbeleid waarbij met branches tot prestatieafspraken worden overeengekomen. Dergelijke afspraken worden in een convenant vastgelegd, zoals bijvoorbeeld ook bij de supermarkten is gebeurd. Het convenant biedt de mogelijkheid om gefaseerd de maatregelen te laten nemen. Ook kunnen er afspraken gemaakt worden over een te behalen niveau van de milieukeur. Amsterdam heeft meegewerkt aan de ontwikkeling van landelijke keurmerken die op maat gemaakt zijn voor diverse branches. Daarbij is ervoor zorg gedragen dat het keurmerk ten minste de eisen van de Wet milieubeheer bevat. Jaarlijks wordt het keurmerk van een bedrijf extern ge-audit. Bedrijven die zich aansluiten bij een convenant of keurmerk worden minder frequent gecontroleerd op het aspect energie, zodat de capaciteitsinzet van de OD NZKG kan worden verlegd naar bedrijven die minder werk maken van energiebesparing. Bij de bedrijven die een convenant hebben getekend of deelnemen aan een milieukeur wordt overeengekomen momenten met inzet van de Wet milieubeheer gecontroleerd of voldaan is aan de afspraken.

Convenanten/keurmerken:

Hotels: Bij deze doelgroep is voor het eerst gewerkt met een convenant. Inmiddels heeft meer dan 60% van de bedden in Amsterdam het keurmerk Green Key.

Zorgsector: Met de 5 grootste zorginstellingen in Amsterdam is in 2011 het convenant ‘Zorg voor Duurzaamheid’. In dit convenant is afgesproken om uiterlijk 2014 het Milieukeur ‘de milieuthermometer’ te behalen.

Ziekenhuizen: Een convenant met de ziekenhuizen is in voorbereiding en wordt naar verwachting najaar 2013 afgesloten.

Detailhandel: Via de branche organisatie is geprobeerd een keurmerk te ontwikkelen, maar dit heeft nog niet tot een resultaat geleid. Het draagvlak is bij deze sector niet groot en er dreigt een wildgroei aan keurmerken die ook al bestaan voor andere voor de branche relevante thema’s. Via het landelijk themateam Duurzame bedrijven (Lokale Klimaat Agenda) met deelname van de OD NZKG wordt getracht hier een oplossing voor te vinden.

Riool- en poldergemalen: is in voorbereiding.

Landelijk convenant MeerJarenAfspraken (MJA3): Bedrijven die zijn aangesloten bij het landelijk convenant MJA3 hebben zich verplicht om jaarlijks ten minste 2% energiebesparing te realiseren. Bedrijven hebben voor de periode 2013-2016 een energie efficiëntie plan (eep) opgesteld. De OD NZKG toetst deze plannen en stuurt waar nodig bij in de ambitie. Belangrijkste doelgroepen voor Amsterdam binnen dit convenant zijn de financiële sector (banken en verzekeringsbedrijven), datacenters, de hogescholen en universiteiten. Daarnaast nemen nog enkele Amsterdamse industriële bedrijven deel aan de MJA3.

Inregelen klimaatinstallaties: Veel klimaatinstallaties in de utiliteitsbouw zijn niet juist afgesteld. Een besparingspotentieel van 10 tot 20% is aanwezig, dat met minimale inspanningen veelal verzilverd kan worden. In samenwerking met het Ministerie van I&M en de brancheorganisatie Uneto/VNI organiseert de OD NZKG een seminar tijdens de Dutch Green Building Week (DGBW) in opdracht van

Amsterdam en Haarlemmermeer. Tijdens het seminar wordt verkend welke mogelijkheden de Wet milieubeheer biedt. Ook zal in opdracht van stad en stadsdelen in 2013 een aantal bedrijven gecontroleerd worden op de juiste inregeling.

Nachtverlichting: Om energiebesparing te bevorderen en lichtvervuiling te voorkomen loopt sinds 2009 het project Nachtverlichting. Jaarlijks worden een paar honderd bedrijven ’s nachts gefotografeerd. Bedrijven krijgen naar aanleiding van de foto een brief met het verzoek om de nachtelijke verlichting te minimaliseren. De respons op deze actie is ieder jaar groot en het zet bedrijven aan om besparende maatregelen te nemen;

Voor gemeentelijke gebouwen geldt een vergelijkbare aanpak als voor de bedrijven in Amsterdam. Indien de overtreding niet wordt opgeheven, wordt in samenspraak met de verantwoordelijke wethouder/portefeuillehouder besproken wat het vervolgtraject zal zijn. Amsterdam investeert in overleg en zet waar nodig de Wet milieubeheer in voor achterblijvers. Goede resultaten worden behaald in branchegerichte aanpak, maar buiten deze projecten is het lastiger om een focus te krijgen voor energiebesparing omdat de aanpak (planning etc.) en kennisopbouw per type bedrijf moet plaatsvinden. Kansen liggen er ook nog om naast branchegerichte aanpak ook een gebiedsgerichte aanpak op te gaan pakken als het bedrijfsleven lokaal een bepaalde organisatiegraad heeft (voorbeeld Green Business Club Zuidas).

Bijlage, behorende bij beantwoording van vragen 2a, d, e, f en g.

Beantwoording van de enquête van CE Delft op 18 december 2012

door de Dienst Milieu en bouwtoezicht

1. Wat is uw functie?

specialist energie

2. Binnen welke gemeente bent u werkzaam?

Amsterdam

3. Heeft de gemeente de vergunningverlening en "toezicht en handhaving" in eigen beheer of is dit uitbesteed aan een regionale milieudienst?

Nee, alles is uitbesteed

4. In onderstaand tekstvak kunt u noteren aan welke milieudienst de activiteiten zijn uitbesteed.Dienst milieu en bouwtoezicht voert in opdracht van stad en stadsdelen de taken uit

5. Hoeveel bedrijven in uw gemeente vallen onder de Wet Milieubeheer?

> 5000

6.1. Ja, we nemen energiebesparing mee in het reguliere proces van vergunningverlening

Ja, we nemen energiebesparing mee in het reguliere proces van vergunningverlening

6.2. Ja, we nemen energiebesparing mee in het reguliere proces van toezicht

Ja, we nemen energiebesparing mee in het reguliere proces van toezicht

6.3. Ja, we nemen energiebesparing mee in het reguliere proces van handhaving

Ja, we nemen energiebesparing mee in het reguliere proces van handhaving

6.4. Nee, dit nemen we niet mee

6.5. Niet bekend

7. Voert uw gemeente branchegerichte projecten uit? Hiermee bedoelen we dat uw gemeente zich richt op de realisatie van energiebesparende maatregelen bij bedrijven die binnen een specifieke branche vallen.

Ja

8. Eventuele toelichting bij vraag 6.

9. Bij hoeveel procent van de bedrijven, die binnen uw gemeente onder de Wet Milieubeheer vallen, is in de afgelopen 3 jaar structureel gecontroleerd of ze alle rendabele energiebesparende maatregelen getroffen hadden (bijvoorbeeld aan de hand van de maatregelenlijst van Energie & Winst van Infomill)? 61%-70%

10.1. Branche 1

supermarkten

10.2. Branche 2

zorginstellingen

10.3. Branche 3

datacenters

10.4. Branche 4

WKO's

10.5. Branche 5

onnodige verlichting

10.6. Branche 6

10.7. Branche 7

11. Bij hoeveel procent van de bedrijven, die zijn doorgelicht, bleken er één of meer rendabele maatregelen te ontbreken?

61%-80%

12. Hoeveel procent van de bedrijven, waar maatregelen ontbraken, is verplicht tot het treffen van de ontbrekende maatregelen (door middel van een handhavingstraject)?

41%-60%

13. Hoeveel procent van de bedrijven, waar maatregelen ontbraken, bleek na de nacontrolebezoeken de maatregelen te hebben getroffen?

81%-100%

14. Kunt u een inschatting maken van de energiebesparing die gemiddeld bij een bedrijf gerealiseerd is door het treffen van rendabele maatregelen?

16%-20%

15.1. Gebrek aan kennis

15.2. Gebrek aan capaciteit

15.3. Geen prioriteit

15.4. Anders, gelieve te specificeren

16. Dit was de laatste vraag. Indien u nog vragen of opmerkingen heeft, kunt u die hieronder noteren.