Schrif­te­lijke vragen inzake brom­fietsen en lucht­ver­vuiling


Indiendatum: jul. 2011

Schriftelijke vragen van het raadslid de heer Van Lammeren (PvdD) inzake bromfietsen en luchtvervuiling

Amsterdam, 15 juli 2011

Aan het college van burgemeester en wethouders
Naar aanleiding van het rapport van Wiebes: “Schone lucht voor Amsterdam, herijking maatregelen luchtkwaliteit”
Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de PvdD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen:

1. Uit het rapport Schone lucht blijkt dat er 80.000 bromfietsen in Amsterdam zijn. Hoeveel fijnstof produceren zij? Hoeveel utlrafijnstof? Hoeveel NOx? Hoeveel inkomsten ontvangt de gemeente uit accijnzen etc op deze bromfietsen?
2. Hoeveel procent van bovengenoemde bromfietsen zijn scooters of anderen modellen?
3. Uit het onderzoek blijkt dat het niet kostenefficiënt is om de subsidie (het elektrisch maken van scooters) voor te zetten. Is het niet veel kostenefficiënter om in plaats van een subsidie een heffing op scooters in het leven te roepen. Is de wethouder het met mij eens dat zo’n regeling ook in het rapport behoort op genomen te worden?
4. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer wordt een heffing ingevoerd?

Het lid van de gemeenteraad,

J.F.W. van Lammeren

Indiendatum: jul. 2011
Antwoorddatum: 2 nov. 2011

Amsterdam, 2 november 2011

Aan de gemeenteraad

Naar aanleiding van het rapport van wethouder Wiebes, getiteld: “Schone lucht voor Amsterdam, herijking maatregelen luchtkwaliteit”, heeft vragensteller op 15 juli 2011, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht:

1. Uit het rapport “Schone lucht voor Amsterdam, herijking maatregelen luchtkwaliteit” blijkt dat er 80.000 bromfietsen in Amsterdam zijn. Hoeveel fijnstof produceren zij? Hoeveel utlrafijnstof? Hoeveel NOx? Hoeveel inkomsten ontvangt de gemeente uit accijnzen etc op deze bromfietsen?

Antwoord vraag 1:
Amsterdam voldoet aan de normen voor fijnstof (PM10) zoals deze op 1 juli 2011 gelden en aan de normen voor ultrafijnstof (PM 2,5) die vanaf 1 januari 2013 gelden. Op een aantal locaties in Amsterdam wordt echter volgens de huidige berekeningen in 2015 nog niet voldaan aan de dan geldende normen voor NO2.

Bijdrage NO2:
In de het plan ‘Schone lucht voor Amsterdam’ het effect van een subsidieregeling voor elektrische brommers op de NO2 concentratie op deze knelpuntlocaties berekent. Aangenomen is dat met een subsidie van 500 euro ongeveer 10.000 bromfietsen verschoond kunnen worden. Dat levert een zeer geringe reductie op van 0.004 ug/m3 NO2 op knelpuntlocaties. In totaal rijden in Amsterdam circa 80.000 brom en snorfietsen. De bijdrage van brom en snorfietsen op de NO2 op knelpuntlocaties bedraagt dan 0,03 ug/M2.
Overigens blijkt uit de berekening dat een subsidieregeling niet kostenefficiënt is. Een subsidieregeling voor scooters kost 1.324 miljoen/ug/m3 NO2. Daarmee is het een van de minst effectieve maatregelen van de onderzochte maatregelen. In het plan ‘Schone lucht voor Amsterdam’ is gekozen voor andere maatregelen die meer effect hebben op de NO2 concentratie voor minder geld.

Bijdrage fijnstof:
In 2009 is in opdracht van het programmabureau luchtkwaliteit een berekening gemaakt van de bijdrage van brommers aan de luchtvervuiling in Amsterdam. Het aandeel brommers van het totale gemotoriseerde wegverkeer in Amsterdam bedraagt ongeveer 5%. De gemiddelde fijnstofconcentratie op de vier resterende knelpunten in Amsterdam bedraagt 28,8 µg/m³ in 2015. De concentratie ligt daarmee ruim onder de Europees vastgestelde norm van 40,5 µg/m³. De gemiddelde achtergrondconcentratie op deze locaties is 26,2 µg/m³. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de gemiddelde directe bijdrage van verkeer ongeveer 10% bedraagt van de totale concentratie. Hiervan is ongeveer 5% afkomstig van bromfietsen en scooters wat neerkomt op ongeveer 0,12 µg/m³. Brommers en snorfietsen zijn daarmee verantwoordelijk voor een relatief klein gedeelte van de luchtvervuiling in de stad. Een specifieke maatregel rond brommers zal slechts beperkt effect hebben op de luchtkwaliteit als geheel.
Bijdrage ultrafijnstof:
De bijdrage aan de uitstoot van ultrafijnstof (PM 0,1) is moeilijk vast te stellen, doordat verschillende soorten ultrakleine deeltjes maar moeilijk te onderscheiden zijn waardoor niet te bepalen is wat er werkelijk gemeten wordt. De verwachting is dat in de nabijheid van brommers en scooters en op plekken waar veel van dit soort voertuigen rijden de bijdrage aan de ultrafijnstofconcentratie groter zal zijn dan de gemiddelde concentratie op knelpuntlocaties in de stad. Het gezondheidseffect daarvan is echter minimaal omdat er geen sprake is van langdurige blootstelling. Het effect op de gehele luchtkwaliteit in de stad is gering.

De Gemeente Amsterdam ontvangt geen inkomsten uit accijnzen op brommers. Via de brandstofaccijns wordt wel een bijdrage geleverd aan de staatskas.

2. Hoeveel procent van vorengenoemde bromfietsen zijn scooters of anderen modellen?

Antwoord vraag 2:
De wet kent alleen bromfietsen en snorfietsen en geen scooters. Een scooter kan zowel een bromfiets als een snorfiets zijn. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de aantallen in Amsterdam (meetmoment juni 2010).

Aantallen brom- en snorfietsen in Amsterdam (Juni 2010)
# Bromfietsen
brandstof Eindtotaal
Benzine 25637
Elektriciteit 152

# Snorfietsen
brandstof Eindtotaal
Benzine 20346
Elektriciteit 609
Nb. Bij de 80.000 brom- en snorfietsen waarover in de vraag 1 wordt gesproken zijn de brom- en snorfietsen uit de regio die in Amsterdam rijden meegenomen. De bovenstaande cijfers gaan over het bezit.
3. Uit het onderzoek blijkt dat het niet kostenefficiënt is om de subsidie (het elektrisch maken van scooters) voor te zetten. Is het niet veel kostenefficiënter om in plaats van een subsidie een heffing op scooters in het leven te roepen. Is de wethouder het met mij eens dat zo’n regeling ook in het rapport behoort op genomen te worden?

Antwoord vraag 3:
Nee, zie voor toelichting vraag 4.

4. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer wordt een heffing ingevoerd?

Antwoord vragen 3 en 4:
Ook de invoering van een heffing in plaats van een subsidie op scooters maakt de maatregel niet kostenefficiënt omdat ook een heffing tot kosten leidt. De kosten worden in dat geval niet gedragen door de gemeente maar door de maatschappij. Scootereigenaren moeten een heffing betalen of kosten maken om een nieuwe scooter te kopen. Net als bij andere restrictieve maatregelen die het rapport ‘Schone lucht voor Amsterdam’ (o.a. milieuzone’s) zijn onderzocht, moeten deze maatschappelijke kosten worden meegenomen in de berekening van de kostenefficiëntie. Gezien de relatief lage bijdrage van brom- en snorfietsen aan de NO2 concentraties is een scooterheffing dan ook niet kostenefficiënt.
Daarnaast is het de gemeente niet toegestaan om een eigen belastingbeleid met een nieuwe heffingsgrondslag te introduceren.

Daarbij is het de vraag of een heffing noodzakelijk is om de gewenste verschoning te bereiken. De laatste jaren is een belangrijke autonome verschoning van scooters gaande. Volgens de BOVAG is ongeveer 80% van de nieuw verkochte brom- en snorfietsen in Amsterdam op dit moment viertakt en dus over het algemeen schoner. Officiële cijfers over het aantal tweetakt en viertakt in wagenpark zijn er niet. Vooral elektrische snorfiets neemt toe: van 1,57% aandeel in 2009 naar 2,43% in juni 2010. Deze ontwikkeling wordt door de gemeente ondersteund door in de stad oplaadpunten voor elektrische scooters te plaatsen, zodat mensen hun brommer in de openbare ruimte kunnen opladen.

De EU bereidt nieuwe euronormen voor brom- en snorfietsen voor. Dit is hard nodig, aangezien de huidige norm sterk verouderd is.