Schrif­te­lijke vervolg­vragen inzake bouw­plannen voor de Van Eeghen­straat


Indiendatum: 18 nov. 2021

Ondergetekende stelde eerder vragen over de sloop- en bouwplannen voor de veelbesproken 19e-eeuwse stadsvilla’s aan de Van Eeghenstraat en wilde weten in hoeverre er rekening is gehouden met de aanwezigheid van gierzwaluwen en vleermuizen in het pand. Op de gemeentelijke kaart met gierzwaluwlocaties zijn namelijk vijf verschillende nestelplaatsen te zien. Na stillegging van de sloop en daaropvolgend onderzoek is de sloop weer hervat en liet het college van B&W weten dat er nieuwe nestgelegenheden voor gierzwaluwen en vleermuizen worden gecreëerd in de nieuwbouw. Dit is met een Last onder Dwangsom door de Omgevingsdienst aan de initiatiefnemer opgelegd.[1]

De Partij voor de Dieren blijft echter zitten met de vraag hoe tot oplevering van de nieuwbouw zorg wordt gedragen voor alternatieve nestgelegenheid. Vanaf april komen de gierzwaluwen weer terug uit Afrika en zullen ze precies op die plek tevergeefs hun gesloopte nesten terugzoeken.

Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen:

1. Hoe lang zal het duren voordat de nieuwbouw inclusief nieuwe nestgelegenheden gereed is? Ligt het in de lijn der verwachting dat dit vóór aanstaande april 2022 gebeurt wanneer de gierzwaluwen terugkomen?

Toelichting bij vraag 2 en 3: in het Kennisdocument Gierzwaluw van BIJ12 (uitvoeringsorganisatie voor de provincies) worden maatregelen beschreven om negatieve effecten van sloop of renovatie op gierzwaluwen te verkleinen of te voorkomen. Zo staat er over het wegvallen van verblijfplaatsen het volgende:

Als de nestplek verloren gaat door de ingreep, gaat de functionaliteit van die plek volledig verloren. Er zal gezorgd moeten worden voor vervangende verblijfplaatsen.

Een vervangende verblijfplaats heeft nooit dezelfde eigenschappen als de oorspronkelijke verblijfplaats. Hierdoor kan een vervangende verblijfplaats zowel wat betreft zijn eigenschappen als zijn locatie, minder geschikt blijken dan verwacht. Dit wordt ondervangen door een overmaat aan verblijfplaatsen aan te bieden. Hoe meer alternatieve verblijfplaatsen aanwezig zijn hoe groter de kans is dat minimaal één van deze geschikt gevonden wordt. Hoe dichter de vervangende verblijfplaats bij de oorspronkelijke verblijfplaats wordt gerealiseerd, hoe groter de kans is op succes. Voor behoud van de functionaliteit van een verblijfplaats moeten ze bij voorkeur binnen 100 à 200 meter van de oorspronkelijke verblijfplaats worden gerealiseerd. [2]

2. Zijn er afspraken gemaakt met de initiatiefnemer over het creëren van nieuwe nestgelegenheden voor de periode waarin de nieuwbouw nog niet gereed is? Zo ja: welke afspraken zijn dit en sluiten ze aan bij de voorschriften uit het Kennisdocument Gierzwaluw? Zo nee: waarom niet? Is de initiatiefnemer dit niet verplicht? Graag een toelichting.

3. Indien er geen afspraken zijn gemaakt met de initiatiefnemer: zijn er alsnog mogelijkheden om vóór het komende broedseizoen dichtbij nieuwe nestgelegenheid te creëren, op een manier die aansluit bij de voorschriften uit het Kennisdocument Gierzwaluw, zodat de kans het grootst is dat de gierzwaluwen hier weer ongestoord jaarlijks zullen broeden? Graag een toelichting.

Toelichting bij vraag 4: het college gaf in de beantwoording aan verschillende verbeterpunten te zien in het proces van sloopmeldingen. Een voorbeeld is het opnemen van een apart toetsingskader voor flora en fauna bij sloopmeldingen op basis van de gemeentelijke broedvogel- en vleermuiskaarten en eventueel advies van de stadsecoloog. Nu ontbreekt zo’n toetsingsonderdeel namelijk en stelt het college: De aanwezigheid van beschermde flora of fauna, in dit geval gierzwaluwnesten, is dan ook geen grond om de sloopmelding niet-ontvankelijk te verklaren.” Bij de vijf verbeterpunten plaatste het college de kanttekening dat onderzocht moet worden of deze budgetneutraal kunnen worden uitgevoerd binnen de bestaande systemen.

4. Wanneer verwacht het college de raad hierover nader te informeren?

5. Is het college het met ondergetekende eens dat, op grond van de Wet natuurbescherming, de aanwezigheid van beschermde flora en fauna wèl altijd een grond is om een sloopmelding niet-ontvankelijk te verklaren, ook al heeft de gemeente dit momenteel niet vastgelegd? Zo ja: is het college dan ook van mening dat het van belang is om dit zo snel mogelijk goed te regelen? Zo nee: graag een toelichting.

Het lid van de gemeenteraad,

A.L. Bakker (Partij voor de Dieren)


[1] 9 november 2021, Beantwoording schriftelijke vragen A L Bakker bouwplannen voor de Van Eeghenstraat: https://amsterdam.raadsinformatie.nl/modules/4/Schriftelijke%20vragen/698609

[2] BIJ12, 2017, Kennisdocument Gierzwaluw, pagina 21: https://www.bij12.nl/assets/BIJ12-2017-006-Kennisdocument-Gierzwaluw-1.0.pdf

Indiendatum: 18 nov. 2021
Antwoorddatum: 23 dec. 2021

1. Hoe lang zal het duren voordat de nieuwbouw inclusief nieuwe nestgelegenheden gereed is? Ligt het in de lijn der verwachting dat dit vóór aanstaande april 2022 gebeurt wanneer de gierzwaluwen terugkomen?

Er is nog geen vastgestelde planning voor de nieuwbouw aan de Van Eeghenstraat 70, 72. Het ligt echter niet in de lijn der verwachting dat de nieuwbouw gereed komt vóór april 2022.

2. Zijn er afspraken gemaakt met de initiatiefnemer over het creëren van nieuwe nestgelegenheden voor de periode waarin de nieuwbouw nog niet gereed is? Zo ja: welke afspraken zijn dit en sluiten ze aan bij de voorschriften uit het Kennisdocument Gierzwaluw? Zo nee: waarom niet? Is de initiatiefnemer dit niet verplicht? Graag een toelichting.

Ja, er zijn afspraken gemaakt tussen de initiatiefnemer en het bevoegd gezag, in dit geval de Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord (verder OD-NHN).

Aantal gierzwaluwnesten

Op de interactieve kaart ‘Broedplaatsen van zwaluwen, mussen en spreeuwen’ zijn diverse nestplaatsen van gierzwaluwen te zien aan de Van Eeghenstraat 70, 72; vier nestplaatsen dateren uit 2015 en drie dateren uit 2019. Deels gaat het om dezelfde nesten die meerdere jaren worden gebruikt. In 2020 is door de ecoloog van de initiatiefnemer een protocollair ecologisch onderzoek uitgevoerd naar gierzwaluwen en is één gierzwaluwnest vastgesteld. De OD-NHN heeft besloten dat het meeste recente ecologisch onderzoek leidend is en men voor één gierzwaluwnest mitigerende maatregelen dient te nemen.

Tijdelijke gierzwaluwkasten

De ecoloog van de initiatiefnemer heeft een activiteitenplan opgesteld en daarin zijn afspraken vastgelegd en goedgekeurd door de OD-NHN voor de plaatsing van een tijdelijke gierzwaluwtil en een vleermuispaalkast aan de achterzijde (noordkant) van het pand. De tijdelijke gierzwaluwtil beschikt volgens de meest recente stukken over zeventien gierzwaluwnestkasten en de vleermuispaal over vier vleermuiskasten. Gezien erdoor de OD-NHN wordt uitgegaan van de aanwezigheid van één gierzwaluwnest op het kavel, en deze door zeventien tijdelijke gierzwaluwkasten wordt gemitigeerd, wordt voldaan aan de eisen uit het Kennisdocument Gierzwaluw. Echter is het college zich bewust van de discrepantie tussen de vastgestelde aantallen gierzwaluwnesten door het gemeentelijke gierzwaluwonderzoek (vier gierzwaluwnesten in 2015 en drie gierzwaluwnesten in 2019) en de initiatiefnemer (één gierzwaluwnest in 2020).

Permanente gierzwaluwkasten

Volgens de meest recente tekeningen die het college in het bezit heeft worden er tien permanente gierzwaluwkasten ingebouwd in de nieuwbouw. Volgens de eisen uit het Kennisdocument Gierzwaluw dienen voor het verwijderen van één oorspronkelijke verblijfplaats, ‘meerdere’ alternatieve nestplaatsen te worden aangeboden. Uitgaande van de aanwezigheid van één gierzwaluwnest (vastgesteld door de ecoloog van de initiatiefnemer in 2020) voldoen de tien kasten aan deze eisen. Echter, volgens de gemeentelijke vogelkaarten waren er in 2015 vier en in 2019 drie gierzwaluwbroedparen aanwezig op dit adres. Idealiter zouden er dus meer dan tien nestkasten verwerkt moeten worden in de nieuwbouw om ruimer te voldoen aan de eisen uit het Kennisdocument. Derhalve is het college in gesprek met de initiatiefnemer en diens ecoloog om in de nieuwbouw meer nestkasten in te laten bouwen. Dit is echter niet afdwingbaar omdat de ODNHN bevoegd gezag is voor dergelijke te nemen maatregelen en zij al een besluit heeft genomen om het plan voor tien gierzwaluwkasten goed te keuren.

3. Indien er geen afspraken zijn gemaakt met de initiatiefnemer: zijn er alsnog mogelijkheden om vóór het komende broedseizoen dichtbij nieuwe nestgelegenheid te creëren, op een manier die aansluit bij de voorschriften uit het Kennisdocument Gierzwaluw, zodat de kans het grootst is dat de gierzwaluwen hier weer ongestoord jaarlijks zullen broeden? Graag een toelichting.

N.v.t.

4. Wanneer verwacht het college de raad hierover nader te informeren?

Het college is momenteel in gesprek met de diverse VTH-afdelingen om de juiste routering van de geplande wijziging in de beoordeling van sloopmeldingen te bepalen. Het huidige beoordelingsformulier voor sloopmeldingen is gebaseerd op het landelijke bouwbesluit, de juridische haalbaarheid van wijzingen op een dergelijk besluit worden uitgezocht. Het college verwacht begin 2022 de raad te kunnen informeren wanneer de wijzigingen kunnen worden uitgevoerd.

5. Is het college het met ondergetekende eens dat, op grond van de Wet natuurbescherming, de aanwezigheid van beschermde flora en fauna wèl altijd een grond is om een sloopmelding niet-ontvankelijk te verklaren, ook al heeft de gemeente dit momenteel niet vastgelegd? Zo ja: is het college dan ook van mening dat het van belang is om dit zo snel mogelijk goed te regelen? Zo nee: graag een toelichting.

Het college is het eens met de stelling dat de aanwezigheid van beschermde flora en fauna wèl altijd grond is om een sloopmelding niet-ontvankelijk te verklaren. Het college is tevens van mening dat dit zo snel mogelijk goed geregeld moet worden. De eerste gesprekken met de betreffende afdelingen doen vermoeden dat dergelijke wijzingen mogelijk maanden duren om in het bestaand beleid voor de gehele stad te implementeren. Overigens wordt momenteel uitgezocht of de beoordeling van sloopmeldingen op de aanwezigheid van beschermde flora en fauna ook goed geborgd is in de Omgevingswet, die mogelijk al vanaf juni 2022 in werking treedt.

Wij staan voor:

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen inzake bomen van bladgoud

Lees verder

Schriftelijke vragen bescherming gemeentebelangen bij nieuwe functie van politiek ambtsdrager of ambtenaar

Lees verder

    Word actief Doneer