Vragen inzake kosten­dek­kendheid van de leges voor de horeca


Indiendatum: mei 2011

Schriftelijke vragen van het raadslid de heer Van Lammeren (PvdD) inzake kostendekkendheid van de leges voor de horeca

Amsterdam, 30 mei 2011

Aan het college van burgemeester en wethouders

Inleiding

Uit onderzoek van de Koninklijk Horeca Nederland blijkt dat in Amsterdam de leges voor de horeca velen malen hoger liggen dan in andere steden. “Horecaondernemers hebben voor het exploiteren van het bedrijf diverse vergunningen nodig. Nog steeds blijkt dat er per gemeente grote verschillen zijn in het aantal benodigde horecagerelateerde vergunningen en de bijhorende legestarieven.”

Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen:

1. Is de wethouder bekend met het onderzoek?

2. Wat vindt de wethouder van de uitkomsten van het onderzoek?

3. Is de wethouder het met vragensteller eens dat het belangrijk is voor Amsterdam om aantrekkelijke leges te hebben voor de horeca?

4. Kan de wethouder aangeven waarom de leges in Amsterdam hoger zijn dan gemiddeld in Nederland? Men zou mogen verwachten dat door de omvang van de horeca in de stad Amsterdam goedkoper zou moeten zijn.

5. Is de wethouder bereid om een benchmarkonderzoek te laten doen met betrekking tot alle leges die in Amsterdam betaald worden, zodat Amsterdam kan bekijken waar efficiënter gewerkt zou kunnen worden?

6. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn mogen wij deze benchmark verwachten?

Het lid van de gemeenteraad,

J.F.W. van Lammeren

Indiendatum: mei 2011
Antwoorddatum: 6 jul. 2011

Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.F.W. van Lammerenvan 30 mei 2011 inzake kostendekkendheid van de leges voor de horeca.

Amsterdam, 1 juli 2011

Aan de gemeenteraad

Inleiding.

Uit onderzoek van de Koninklijk Horeca Nederland blijkt dat in Amsterdam de legesvoor de horeca velen malen hoger liggen dan in andere steden. “Horecaondernemers
hebben voor het exploiteren van het bedrijf diverse vergunningen nodig. Nogsteeds blijkt dat er per gemeente grote verschillen zijn in het aantal benodigde
horecagerelateerde vergunningen en de bijhorende legestarieven.”

Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 30 mei 2011, namens de fractievan de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde
voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college vanburgemeester en wethouders gericht:

1. Is de wethouder Financiën bekend met het onderzoek?

2. Wat vindt de wethouder van de uitkomsten van het onderzoek?

3. Is de wethouder het met vragensteller eens dat het belangrijk is voor Amsterdamom aantrekkelijke leges te hebben voor de horeca?

4. Kan de wethouder aangeven waarom de leges in Amsterdam hoger zijn dangemiddeld in Nederland? Men zou mogen verwachten dat door de omvang van
de horeca in de stad Amsterdam goedkoper zou moeten zijn.

5. Is de wethouder bereid om een benchmarkonderzoek te laten doen metbetrekking tot alle leges die in Amsterdam betaald worden, zodat Amsterdam kan
bekijken waar efficiënter gewerkt zou kunnen worden?

6. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn mogen wij deze benchmarkverwachten?

Ter beantwoording van de vragen de heer Van Lammeren wordt het volgende

Gemeente AmsterdamGemeenteblad
Schriftelijke vragen, maandag 30 mei 2011

medegedeeld door het college van burgemeester en wethouders:

1. Het college is bekend met het onderzoek.

2. In het rapport zijn enkel de tarieven van de Drank- en Horecawetvergunning,de exploitatievergunning en de terrasvergunning tussen de verschillende
gemeenten met elkaar vergeleken. Deze zijn opgenomen in een bijlage bij dezebeantwoording

In tabel 5.4 zijn de kosten van de drie vergunningen tezamen vergeleken. Uitdie tabel blijkt dat de gemeente Amsterdam op plaats acht staat van duurste
gemeenten, hetgeen niet ongewenst wordt geoordeeld (zie ook antwoord opvraag 4).

3. De Verordening op de heffing en invordering van leges en de bijbehorendetarieventabel bevatten alle legestarieven die door of namens de (diensten van
de) centrale stad kunnen worden geheven. Uiteraard sluiten deze voostellenaan op de conceptbegroting. De huidige tarieven zijn historisch zo gegroeid en
goedgekeurd door de gemeenteraad.

Volgens de huidige wetgeving mag een legesverordening in zijn geheelop kostendekkendheid worden beoordeeld en dus niet per afzonderlijk
onderdeel; er mag dus kruissubsidiëring plaatsvinden (dit is slechts andersindien een vergunningverlening onder de Europese Dienstenrichtlijn valt. In
dat geval wordt de kostendekkendheid wel per onderdeel beoordeeld). Deverantwoordelijke diensten hebben aangegeven voor hun eigen posten (die niet
onder de Dienstenrichtlijn vallen) te voldoen aan het beginsel van maximalekostendekkendheid.

De horecavergunningen zoals genoemd in het rapport vallen voor wat betreftde Legesverordening van de centrale stad onder verantwoordelijkheid van
de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB). Deze dienst geeft de vergunningenenkel uit voor het Westpoortgebied. Voor de rest van de stad worden de
vergunningen uitgegeven door de stadsdelen aangezien de uitgifte hiervan onderhun verantwoordelijkheid valt. De tarieven voor de drie vergunningen worden
stadsbreed vastgesteld.

Aangezien met de tarieven voor leges geen “winst” mag worden behaaldmaar enkel kosten mogen worden doorberekend, kan worden gesteld dat de
horecatarieven voor het Westpoortgebied “aantrekkelijk” zijn voor zover je daar bijlegestarieven over kan spreken.

Ons college is van mening dat leges op zich geen instrument zijn om in te zettenin het kader van het horecabeleid. Leges zijn geen subsidie-instrument. Wel is het
in zijn algemeenheid gewenst te streven naar lage kosten en daarmee naar lagetarieven.

3

Gemeente AmsterdamGemeenteblad
Schriftelijke vragen, maandag 30 mei 2011

4. Nee, dat is niet aan te geven. Het rapport heeft enkel de tarieven op zichzelf (debedragen) tussen de verschillende gemeenten vergeleken. In het rapport staat
onder paragraaf 1.1:

“In de huidige opzet is gebruik gemaakt van de gemeentelijke legesverordeningenen tarieventabellen van alle Nederlandse gemeenten. Hieruit is informatie
verkregen over de tarieven, maar geen verdere informatie over een vergunningten aanzien van de geldigheidsduur of de gebondenheid aan persoon of zaak.”

Onduidelijk is bijvoorbeeld of bij alle tarieven dezelfde geldigheidsduur voor devergunningen geldt. Hierdoor kunnen tarieven dus van elkaar verschillen. Ook
is niet duidelijk wat de kostendekkendheidspercentages van de verschillendegemeenten zijn. Het kan zijn dat een gemeente een laag percentage van de
kosten in rekening brengt bij de horecaondernemer waardoor het tarief laagkan uitvallen. In de kosten die kunnen worden doorberekend vallen ondermeer
personeels- en huisvestingskosten. In het algemeen kan gesteld worden datdeze kosten hoger liggen in Amsterdam dan in een kleinere gemeente. Tenslotte
is Amsterdam een aantrekkelijke stad voor horecaondernemers wat met zichmeebrengt dat dit ook minder goede ondernemers aantrekt. Dit zal consequenties
hebben voor de BIBOB-onderzoeken die met vergunningverleningen gepaardgaan. Zo is in stadsdeel Centrum gemiddeld 40% van uren die besteed worden
aan het verleneBeantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.F.W. van Lammeren
van 30 mei 2011 inzake kostendekkendheid van de leges voor de horeca.

Amsterdam, 1 juli 2011

Aan de gemeenteraad

Inleiding.

Uit onderzoek van de Koninklijk Horeca Nederland blijkt dat in Amsterdam de leges
voor de horeca velen malen hoger liggen dan in andere steden. “Horecaondernemers
hebben voor het exploiteren van het bedrijf diverse vergunningen nodig. Nog
steeds blijkt dat er per gemeente grote verschillen zijn in het aantal benodigde
horecagerelateerde vergunningen en de bijhorende legestarieven.”

Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 30 mei 2011, namens de fractie
van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde
voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:

1. Is de wethouder Financiën bekend met het onderzoek?

2. Wat vindt de wethouder van de uitkomsten van het onderzoek?

3. Is de wethouder het met vragensteller eens dat het belangrijk is voor Amsterdam
om aantrekkelijke leges te hebben voor de horeca?

4. Kan de wethouder aangeven waarom de leges in Amsterdam hoger zijn dan
gemiddeld in Nederland? Men zou mogen verwachten dat door de omvang van
de horeca in de stad Amsterdam goedkoper zou moeten zijn.

5. Is de wethouder bereid om een benchmarkonderzoek te laten doen met
betrekking tot alle leges die in Amsterdam betaald worden, zodat Amsterdam kan
bekijken waar efficiënter gewerkt zou kunnen worden?

6. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn mogen wij deze benchmark
verwachten?

Ter beantwoording van de vragen de heer Van Lammeren wordt het volgende

Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, maandag 30 mei 2011

medegedeeld door het college van burgemeester en wethouders:

1. Het college is bekend met het onderzoek.

2. In het rapport zijn enkel de tarieven van de Drank- en Horecawetvergunning,
de exploitatievergunning en de terrasvergunning tussen de verschillende
gemeenten met elkaar vergeleken. Deze zijn opgenomen in een bijlage bij deze
beantwoording

In tabel 5.4 zijn de kosten van de drie vergunningen tezamen vergeleken. Uit
die tabel blijkt dat de gemeente Amsterdam op plaats acht staat van duurste
gemeenten, hetgeen niet ongewenst wordt geoordeeld (zie ook antwoord op
vraag 4).

3. De Verordening op de heffing en invordering van leges en de bijbehorende
tarieventabel bevatten alle legestarieven die door of namens de (diensten van
de) centrale stad kunnen worden geheven. Uiteraard sluiten deze voostellen
aan op de conceptbegroting. De huidige tarieven zijn historisch zo gegroeid en
goedgekeurd door de gemeenteraad.

Volgens de huidige wetgeving mag een legesverordening in zijn geheel
op kostendekkendheid worden beoordeeld en dus niet per afzonderlijk
onderdeel; er mag dus kruissubsidiëring plaatsvinden (dit is slechts anders
indien een vergunningverlening onder de Europese Dienstenrichtlijn valt. In
dat geval wordt de kostendekkendheid wel per onderdeel beoordeeld). De
verantwoordelijke diensten hebben aangegeven voor hun eigen posten (die niet
onder de Dienstenrichtlijn vallen) te voldoen aan het beginsel van maximale
kostendekkendheid.

De horecavergunningen zoals genoemd in het rapport vallen voor wat betreft
de Legesverordening van de centrale stad onder verantwoordelijkheid van
de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB). Deze dienst geeft de vergunningen
enkel uit voor het Westpoortgebied. Voor de rest van de stad worden de
vergunningen uitgegeven door de stadsdelen aangezien de uitgifte hiervan onder
hun verantwoordelijkheid valt. De tarieven voor de drie vergunningen worden
stadsbreed vastgesteld.

Aangezien met de tarieven voor leges geen “winst” mag worden behaald
maar enkel kosten mogen worden doorberekend, kan worden gesteld dat de
horecatarieven voor het Westpoortgebied “aantrekkelijk” zijn voor zover je daar bij
legestarieven over kan spreken.

Ons college is van mening dat leges op zich geen instrument zijn om in te zetten
in het kader van het horecabeleid. Leges zijn geen subsidie-instrument. Wel is het
in zijn algemeenheid gewenst te streven naar lage kosten en daarmee naar lage
tarieven.

3

Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, maandag 30 mei 2011

4. Nee, dat is niet aan te geven. Het rapport heeft enkel de tarieven op zichzelf (de
bedragen) tussen de verschillende gemeenten vergeleken. In het rapport staat
onder paragraaf 1.1:

“In de huidige opzet is gebruik gemaakt van de gemeentelijke legesverordeningen
en tarieventabellen van alle Nederlandse gemeenten. Hieruit is informatie
verkregen over de tarieven, maar geen verdere informatie over een vergunning
ten aanzien van de geldigheidsduur of de gebondenheid aan persoon of zaak.”

Onduidelijk is bijvoorbeeld of bij alle tarieven dezelfde geldigheidsduur voor de
vergunningen geldt. Hierdoor kunnen tarieven dus van elkaar verschillen. Ook
is niet duidelijk wat de kostendekkendheidspercentages van de verschillende
gemeenten zijn. Het kan zijn dat een gemeente een laag percentage van de
kosten in rekening brengt bij de horecaondernemer waardoor het tarief laag
kan uitvallen. In de kosten die kunnen worden doorberekend vallen ondermeer
personeels- en huisvestingskosten. In het algemeen kan gesteld worden dat
deze kosten hoger liggen in Amsterdam dan in een kleinere gemeente. Tenslotte
is Amsterdam een aantrekkelijke stad voor horecaondernemers wat met zich
meebrengt dat dit ook minder goede ondernemers aantrekt. Dit zal consequenties
hebben voor de BIBOB-onderzoeken die met vergunningverleningen gepaard
gaan. Zo is in stadsdeel Centrum gemiddeld 40% van uren die besteed worden
aan het verlenen van een exploitatievergunning gerelateerd aan BIBOB.

5. Zoals uit het antwoord van vraag 4 blijkt geeft een benchmark naar tarieven geen
inzicht of een gemeente goedkoop of duur is danwel efficiënt werkt. De hoogte
van een tarief is namelijk afhankelijk van een verscheidenheid van factoren.
Om een goede benchmark uit te voeren met betrekking tot alle tarieven van de
legestabel dient dan ook rekening gehouden te houden met al deze factoren
bij de verschillende gemeenten. Gelet op de verscheidenheid aan tarieven en
factoren en de hoeveelheid gemeenten is dit een zeer omvangrijke en complexe
taak die met de beschikbare capaciteit niet uitvoerbaar is. Navraag bij het
Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO)
heeft geleerd dat ook zij een dergelijk onderzoek nooit hebben en zullen uitvoeren
vanwege de complexiteit van de verschillende vergunningstelsels, het aantal
vergunningen, de verscheidene factoren en het aantal gemeenten. Een dergelijke
benchmark wordt dan ook niet overwogen.

6. Zie vraag 5.n van een exploitatievergunning gerelateerd aan BIBOB.

5. Zoals uit het antwoord van vraag 4 blijkt geeft een benchmark naar tarieven geeninzicht of een gemeente goedkoop of duur is danwel efficiënt werkt. De hoogte
van een tarief is namelijk afhankelijk van een verscheidenheid van factoren.Om een goede benchmark uit te voeren met betrekking tot alle tarieven van de
legestabel dient dan ook rekening gehouden te houden met al deze factorenbij de verschillende gemeenten. Gelet op de verscheidenheid aan tarieven en
factoren en de hoeveelheid gemeenten is dit een zeer omvangrijke en complexetaak die met de beschikbare capaciteit niet uitvoerbaar is. Navraag bij het
Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO)heeft geleerd dat ook zij een dergelijk onderzoek nooit hebben en zullen uitvoeren
vanwege de complexiteit van de verschillende vergunningstelsels, het aantalvergunningen, de verscheidene factoren en het aantal gemeenten. Een dergelijke
benchmark wordt dan ook niet overwogen.

6. Zie vraag 5.

Bijlage [hierlink]