Schrif­te­lijke vragen inzake het bouwrijp maken van de Lutke­meer­polder


Indiendatum: 9 mrt. 2021


Wethouder van Doorninck, met de portefeuilles Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid, heeft bekend gemaakt dat de bouw van het distributiecentrum op de laatste biologische akkerbouwgrond van Amsterdam in de Lutkemeerpolder is uitgesteld tot juli. Het nog steeds anonieme bedrijf in de levensmiddelenbranche heeft bij GEM Lutkemeer uitstel gevraagd en gekregen, volgens de wethouder i.v.m. drukte in andere distributiecentra door omstandigheden gerelateerd aan corona. Ondergetekende dringt al lang aan op transparantie en betreurt dat raadsleden nog altijd de reserveringsovereenkomst niet hebben kunnen inzien, waarmee zij gehinderd worden in hun controlerende taak.

De gemeenteraad heeft in december 2018 een motie aangenomen waarin o.a. verzocht wordt “Geen gronden te verharden c.q. bouwrijp te maken, voordat de nieuwe gebruikers bekend zijn, de reserveringsovereenkomsten en de ontwikkeling van die kavels definitief zijn”[i]. In haar bestuurlijke reactie op de motie heeft het college vermeld dat het, gezien de lange doorlooptijd van het bouwrijp maken (ca 1,5 jaar), onwenselijk zou zijn om te wachten met het bouwrijp maken totdat er reserveringsovereenkomsten zijn gesloten[ii]. Echter zou wel in de geest van de motie worden gehandeld en heeft de wethouder vragensteller tijdens een raadsvergadering in juli 2019 gegarandeerd dat “echt hele serieuze interesse” een voorwaarde is voor het bouwrijp maken van kavels[iii].

Tijdens de commissievergadering RO van 3 februari jl. heeft de wethouder aangegeven dat er is begonnen met bouwrijp maken van 11 ha (dus niet alleen de 5,5 ha - zijnde deelgebied 1A en 1C - waarvoor de reserveringsovereenkomst is gesloten), omdat er, naar verwachting, “ook andere reserveringen aankomen”[iv]. Daarnaast zou volgens een berekening van een inspreker niet 11 ha, maar zelfs 17,8 ha bouwrijp zijn gemaakt[v]. Ondergetekende vindt dit opmerkelijk en vraagt daarom opheldering over wat volgens het college nou geldt als “echt hele serieuze interesse” en hoeveel ha er daadwerkelijk bouwrijp is gemaakt.

Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van Partij voor de Dieren, op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen:

  1. De GEM Lutkemeer ontwikkelt het bedrijventerrein in 3 fases[vi]. Welke delen (of fases) zijn tot nu toe bouwrijp gemaakt? Welke delen worden momenteel (nog) of naar verwachting binnenkort bouwrijp gemaakt? Om hoeveel ha gaat het precies, waar en wanneer?
  2. Volgens de berekening van een inspreker bij de commissie RO van 3 maart jl. is niet 11 ha bouwrijp gemaakt, maar 17,8 ha. Klopt dit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan het college uitleggen waarom er 17,8 ha bouwrijp is gemaakt in plaats van de afgesproken maximale 11 ha?
  3. Is het college bereid (opnieuw) te laten berekenen hoeveel ha grond bouwrijp is gemaakt en deze berekening voor te leggen aan de raad? Zo nee, waarom niet?
  4. Hoe rijmt het college de werkzaamheden voor het bouwrijp maken van (de in ieder geval) 11 ha grond met de toezegging dat de gemeente Amsterdam als aandeelhouder in de GEM Lutkemeer B.V. toezicht zal houden op de aanwezigheid van voldoende vraag voordat wordt besloten om een volgend deelgebied bouwrijp te maken[vii]?
  5. Waar baseert de wethouder de verwachte interesse in reserveringsovereenkomsten op? Om wat voor partij of partijen en om hoeveel ha gaat het (per partij)?
  6. Waarom wordt het vermoeden in interesse in reserveringsovereenkomsten als voldoende aanleiding gezien om gronden bouwrijp te maken? Is er sprake van “echt hele serieuze interesse”? Graag een toelichting.
  7. In de bestuurlijke reactie op motie 1395 staat dat deelgebieden niet bouwrijp gemaakt worden zolang er geen zicht is op uitgifte van één of meerdere kavels in het deelgebied. Kan de wethouder aangeven of het inderdaad het geval is dat er ‘zicht is’ op uitgifte van 11 ha aan kavels? Wat houdt ‘zicht hebben op uitgifte’ volgens het college precies in?
  8. Worden akkers zo lang mogelijk behouden voor klimaatadaptatie en biodiversiteit zoals afgesproken naar aanleiding van motie 1394[viii]? Zo nee, waarom niet?
  9. Welke invloed heeft het college bij het sluiten, wijzigen of verlengen van een reserveringsovereenkomst?
  10. De wethouder heeft aangegeven dat de ontwikkeling van zowel bestaande leegstaande bedrijventerreinen als het nieuwe bedrijventerrein in de Lutkemeerpolder nodig is i.v.m. transformatie van binnenstedelijke terreinen en stedelijke groei.
  • a. Heeft het college recentelijk onderzocht of de ontwikkeling van zowel bestaande leegstaande bedrijventerreinen als het nieuwe bedrijventerrein in de Lutkemeerpolder nog ‘nodig’ is in de huidige corona-omstandigheden en post-corona tijd? Zo nee, is het college bereid dit nog te doen?
    b. Op welke manier wordt invulling gegeven aan andere locaties die ruimte hebben voor distributiecentra (hierbij valt te denken aan leegstand in Westpoort of gebieden in de buurt van de Lutkemeerpolder)? Waarom worden die mogelijkheden niet eerst benut?
    c. Heeft het college alternatieve locaties onderzocht waar geen biologische landbouwgrond verloren gaat? Is het college bereid dit alsnog of opnieuw te doen om de waardevolle laatste biologische landbouwgrond van Amsterdam toch te sparen?
    d. Is het college bereid de ontwikkeling van het bedrijventerrein in de Lutkemeerpolder te annuleren wanneer de huidige kandidaat waarmee de reserveringsovereenkomst is gesloten zich terugtrekt? Zo nee, waarom niet?

11. Waarom is de huidige klimaat- en biodiversiteitscrisis voor het college niet voldoende aanleiding om de ontwikkeling van het bedrijventerrein te stoppen? Acht het college de ontwikkeling nog steeds van deze tijd? Hoe verantwoordt zij de ontwikkeling?

12. Door de Wetenschapswinkel van Wageningen University & Research is onderzoek gedaan naar de belangrijkste natuurlijke hulpbronnen van de Lutkemeerpolder en een schatting gemaakt van de waarde van de ecosysteemdiensten. Naar schatting ligt de waarde van de ecosysteemdiensten in de Lutkmeerpolder tussen 1,5 en 8,6 miljoen euro per jaar, met als potentie om deze waarde in de toekomst te verhogen. “Gegeven de grootstedelijk uitdagingen zoals de klimaatopgave” wordt door de WUR “aanbevolen om deze ecosysteemdiensten zo duurzaam mogelijk te benutten en mee te nemen in de ontwikkeling van dit gebied”[ix].

  • a. Is het college op de hoogte van het rapport van de WUR waarin de waarde van de Lutkemeer wordt beschreven? Kan het college daar een reactie op geven?
  • b. Is het college na het lezen van dit rapport nog steeds van mening dat er een bedrijventerrein ontwikkeld moet worden in de Lutkemeerpolder? Zo ja, waarom en hoe verantwoordt zij dit?
13. In het Stedenbouwkundig plan[x] voor het te bouwen bedrijvenpark wordt rooskleurig gesproken over de aanleg van ecologische verbindingszones, gevarieerde vegetatie voor diverse diersoorten en zijn er sfeervolle groene foto’s te zien. Dit terwijl in werkelijkheid slechts een minimaal deel van de nu groene omgeving onbebouwd zal blijven en er tevens veel extra (vracht)verkeer te verwachten is.
  • a. Welke diersoorten beoogt het college te behouden in de Lutkemeerpolder?
  • b. Hoe wil het college garanderen dat overlast door de komst van het nieuwe bedrijventerrein voor Rode lijst soorten (zoals de haas, de gele kwikstaart, de kneu en de roerdomp) niet als gevolg heeft dat de leefomgeving niet meer geschikt is?
  • c. Welke nieuwe dier- en plantensoorten denkt het college aan te trekken met het plan? En welke soorten zullen naar verwachting van het college verdwijnen uit het gebied? Graag een toelichting.
  • d. Wat betekent het industrieterrein met bijbehorende verkeer voor de biodiversiteit in omliggende gebieden? Is dit ook onderzocht? Graag een toelichting.
  • e. Is er onderzoek gedaan naar de effecten van het bedrijventerrein Lutkemeer III op de verkeerstoename en verkeersdoorstroming via omliggende wegen? Zo ja, wat zijn de bevindingen? Zo nee, is het college bereid dit nog te laten onderzoeken?
  • f. Zijn er toezeggingen aan geïnteresseerde bedrijven gedaan met betrekking tot de doorstroming van het verkeer en mogelijke toekomstige aanpassingen? Zo ja, wat dan?
  • g. Door inwoners worden zorgen geuit dat de Etnastraat het verkeer van en naar het nieuwe bedrijventerrein niet aankan en dientengevolge mogelijk een afrit vanaf de A5 gerealiseerd zal worden door de gemeente. Ziet het college de aanleg van een afrit als een (mogelijke) vervolgstap in de ontwikkeling van het bedrijventerrein? Is het college bereid toe te zeggen dat dit niet zal gebeuren?

14. Kan het college aangeven wat de planning is in de tijd, nu er uitstel is aangevraagd? Wanneer komt het voorontwerp bestemmingsplan ter inzage, wanneer worden de potentiële bouwers bekend gemaakt en wat zijn de volgende voorbereidende werkzaamheden die getroffen worden?

Het lid van de gemeenteraad,

J.F. Bloemberg-Issa


[i] https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/7492185/1/09012f9782853542

[ii] https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/7785593/1/09012f97829eca34

[iii] https://amsterdam.raadsinformatie.nl/vergadering/557166/RAAD%2010-07-2019

[iv] https://amsterdam.raadsinformatie.nl/vergadering/824356/RO%2003-02-2021

[v]https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/9832711/1/Schriftelijke%20reactie%20mw_%20Kruyt

[vi] https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/7492186/1/09012f97828cb342

[vii] https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/7492186/1/09012f97828cb342

[viii] https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/7785590/1/09012f97829eca23

[ix] https://www.wur.nl/nl/Waardecreatie-Samenwerking/Show-Waardecreatie-Samenwerking/De-waarde-van-ecosysteemdiensten-in-de-Lutkemeerpolder.htm

[x] https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/9685926/1/Bijlage%204%20-%20Stedenbouwkundig%20plan

Indiendatum: 9 mrt. 2021
Antwoorddatum: 22 apr. 2021

1. De GEM Lutkemeer ontwikkelt het bedrijventerrein in 3 fases. Welke delen (of fases) zijn tot nu toe bouwrijp gemaakt? Welke delen worden momenteel (nog) of naar verwachting binnenkort bouwrijp gemaakt? Om hoeveel ha gaat het precies, waar en wanneer?

Antwoord vraag 1: Er zijn op dit moment nog geen kavels bouwrijp. Een bouwrijpe kavel is een kavel die geschikt is voor verdere inrichting en bebouwing door een ontwikkelende partij en hiervoor dienen kavels onder andere nog bereikbaar te worden gemaakt via een (bouw)weg en moeten verschillende voorzieningen zoals riolering, water en elektriciteit beschikbaar zijn/komen. Er wordt momenteel gewerkt aan het bouwrijp maken van de eerste kavel (fase 1A) met een grootte van 5ha, zodat deze in het derde kwartaal 2021 kan worden geleverd.

Zoals aangegeven bij de afhandeling van de motie 2018-1395 (zie bestuurlijke reactie met beoogde fasering in bijlage 1) over fasering wordt het bedrijventerrein gefaseerd ontwikkeld en bouwrijp gemaakt, zodat zoveel mogelijk en zolang mogelijk open landschap en onverharde grond behouden blijft. De GEM Lutkemeer handelt binnen deze afspraak. Bij de afhandeling van de motie is de beoogde fasering gepresenteerd, aangezien er vraaggestuurd wordt ontwikkeld kan de fasering in werkelijkheid anders verlopen.

Startpunt voor het bouwrijp maken van fase 1 (omvang 11 ha) en de hiervoor benodigde aanleg van de infrastructuurlus was het sluiten van de eerste reserveringsovereenkomst. Hierover is de gemeenteraad geïnformeerd middels de brief d.d. 13 maart 2020 (zie bijlage 2). Fase 1 wordt overigens niet in een keer bouwrijp gemaakt. De gronden fase 1B (zie kaart beoogde fasering) worden momenteel nog gebruikt als landbouwgrond omdat uitgifte niet is voorzien voordat de oogst dit jaar heeft plaatsgevonden.

Zoals eerder gemeld aan de gemeenteraad (brief d.d. 12 juli 2019 inzake stand van zaken uitvoering raadsbesluit m.b.t. de functie zorgboerderij en stadslandbouw in de Lutkemeerpolder) maakt de GEM Lutkemeer, vanuit de circulaire en duurzaamheidsambities, bouwrijp met gebiedseigen grond. Dit is ook opgenomen in de infographic die eerder aan de gemeenteraad (bijlage bij bovengenoemde brief van 12 juli 2019) is verstrekt (zie bijlage 3). Om de infrastructuurlus aan te kunnen leggen met gebiedseigen grond en te kunnen voorzien in voldoende watercompensatie zijn nieuwe watergangen gegraven, watergangen verbreed en is van een deel van het terrein (fase 1A en fase 3) de bovenlaag afgegraven. De vruchtbare bovenlaag dient als toplaag voor de groene afwerking langs de infrastructuur met o.a. wadi’s en fruitbomen. De gronden gelegen aan de zijde van de Lutkemeerweg (fase 2) zijn voorlopig nog in gebruik als akkerbouw grond en fase 1A en fase 3 zijn ingezaaid met biologisch gras.

2. Volgens de berekening van een inspreker bij de commissie RO van 3 maart jl. is niet 11 ha bouwrijp gemaakt, maar 17,8 ha. Klopt dit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan het college uitleggen waarom er 17,8 ha bouwrijp is gemaakt in plaats van de afgesproken maximale 11 ha?

Antwoord vraag 2: Nee, dat klopt niet zie hiervoor bovenstaande toelichting. De inspreker heeft het graven van watergangen en mogelijk het afgraven van de bovenlaag van fase 3 beschouwd als het bouwrijp maken van deze fase. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd om conform de vastgestelde duurzame en circulaire ambities met gebiedseigen grond de infrastructuurlus te kunnen realiseren, waardoor er geen grond aangevoerd hoeft te worden met vrachtwagens van buiten het gebied. De gronden van fase 3 blijven voorlopig open en zijn ingezaaid met biologisch gras.

3. Is het college bereid (opnieuw) te laten berekenen hoeveel ha grond bouwrijp is gemaakt en deze berekening voor te leggen aan de raad? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 3: Nee, zie antwoord op vraag 1 en 2

4. Hoe rijmt het college de werkzaamheden voor het bouwrijp maken van (de in ieder geval) 11 ha grond met de toezegging dat de gemeente Amsterdam als aandeelhouder in de GEM Lutkemeer B.V. toezicht zal houden op de aanwezigheid van voldoende vraag voordat wordt besloten om een volgend deelgebied bouwrijp te maken?


Antwoord vraag 4: Zie antwoord op vraag 1 en 2

5. Waar baseert de wethouder de verwachte interesse in reserveringsovereenkomsten op? Om wat voor partij of partijen en om hoeveel ha gaat het (per partij)?


Antwoord vraag 5: De GEM Lutkemeer is eigenaar en ontwikkelaar van Business Park Amsterdam Osdorp fase 2 (BPAO2) en voert in dit kader ook de gesprekken met geïnteresseerde partijen en is bevoegd tot het sluiten van reserveringsovereenkomsten. De gemeente wordt door de GEM geïnformeerd over de interesse. Zoals bekend, is er gelegen binnen fase 1, een reserveringsovereenkomst gesloten voor 5 ha (het betreft fase 1A zoals aangegeven op de beoogde fasering). Momenteel ligt er ter ondertekening voor een reserveringsovereenkomst tussen de GEM Lutkemeer en Thunnissen Ontwikkeling en Beleggingen B.V. voor eveneens 5 ha (betreft fase 1B). Deze reservering vindt haar basis in de gesloten Ontwikkelclaimovereenkomst tussen de GEM Lutkemeer en Thunnissen Ontwikkeling en Beleggingen B.V., waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden in de gemeenteraad d.d. 18 december 2019. Het bouwrijp maken van deze kavel zal in ieder geval na het oogstseizoen plaatsvinden.

6. Waarom wordt het vermoeden in interesse in reserveringsovereenkomsten als voldoende aanleiding gezien om gronden bouwrijp te maken? Is er sprake van “echt hele serieuze interesse”? Graag een toelichting.


Antwoord vraag 6: Een vermoeden is geen basis om bouwrijp te maken en dat staat ook niet in de bestuurlijke reactie waarmee de motie 2018-1395 is afgehandeld. De GEM Lutkemeer handelt in lijn met de bestuurlijke reactie waarmee de motie 2018-1395 is afgehandeld.

7. In de bestuurlijke reactie op motie 1395 staat dat deelgebieden niet bouwrijp gemaakt worden zolang er geen zicht is op uitgifte van één of meerdere kavels in het deelgebied. Kan de wethouder aangeven of het inderdaad het geval is dat er ‘zicht is’ op uitgifte van 11 ha aan kavels? Wat houdt ‘zicht hebben op uitgifte’ volgens het college precies in?

Antwoord vraag 7: Ja, er is zicht op uitgifte van deze gronden gezien de reeds gesloten reserveringsovereenkomst voor fase 1A en de aanstaande ondertekening van de
reserveringsovereenkomst voor fase 1B. De gronden van fase 1B zijn overigens, zoals aangegeven onder vraag 1, momenteel nog in gebruik als landbouwgrond. Met een gesloten reserveringsovereenkomst is er zicht op uitgifte, maar ook constructief in gesprek zijn over het sluiten van een betaalde reserveringsovereenkomst wordt beschouwd als zicht op uitgifte van grond.

8. Worden akkers zo lang mogelijk behouden voor klimaatadaptatie en biodiversiteit zoals afgesproken naar aanleiding van motie 1394? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 8: Ja, zie toelichting onder 1.

9. Welke invloed heeft het college bij het sluiten, wijzigen of verlengen van een reserveringsovereenkomst?

Antwoord vraag 9: Het college heeft geen invloed bij het sluiten, wijzigingen of verlengen van een reserveringsovereenkomst aangezien deze een bevoegdheid ligt bij de directie van de GEM Lutkemeer.

10. De wethouder heeft aangegeven dat de ontwikkeling van zowel bestaande leegstaande bedrijventerreinen als het nieuwe bedrijventerrein in de Lutkemeerpolder nodig is i.v.m. transformatie van binnenstedelijke terreinen en stedelijke groei.
a. Heeft het college recentelijk onderzocht of de ontwikkeling van zowel bestaande leegstaande bedrijventerreinen als het nieuwe bedrijventerrein in de Lutkemeerpolder
nog ‘nodig’ is in de huidige corona-omstandigheden en post-corona tijd? Zo nee, is het college bereid dit nog te doen?
b. Op welke manier wordt invulling gegeven aan andere locaties die ruimte hebben voor distributiecentra (hierbij valt te denken aan leegstand in Westpoort of gebieden in de buurt van de Lutkemeerpolder)? Waarom worden die mogelijkheden niet eerst benut?
c. Heeft het college alternatieve locaties onderzocht waar geen biologische landbouwgrond verloren gaat? Is het college bereid dit alsnog of opnieuw te doen om de waardevolle laatste biologische landbouwgrond van Amsterdam toch te sparen?
d. Is het college bereid de ontwikkeling van het bedrijventerrein in de Lutkemeerpolder te annuleren wanneer de huidige kandidaat waarmee de reserveringsovereenkomst is gesloten zich terugtrekt? Zo nee, waarom niet?


Antwoord vraag 10: Naast reguliere frictieleegstand is er geen sprake van leegstand op bedrijventerreinen. Over de realisatie van het bedrijventerrein in de Lutkemeerpolder heeft de gemeenteraad in het verleden (o.a. via de structuurvisie en het bestemmingsplan) maar ook recent middels het vaststellen van de Bedrijvenstrategie besluiten genomen die nu tot uitvoer worden gebracht. In deze Bedrijvenstrategie is de noodzaak voor de ontwikkeling van BPAO2 nadrukkelijk opgenomen. Dit bedrijventerrein is een van de twee Amsterdamse bedrijventerreinen waar het grote aanstaande tekort aan bedrijfsruimte in de stad kan worden opgevangen. Het eventueel afvallen van een specifieke partij zal derhalve geen aanleiding zijn om de ontwikkeling van het bedrijventerrein te annuleren. Tot slot kan worden gemeld dat er op bedrijventerreinen geen sprake is van een zichtbaar COVID-effect zoals in winkelstraten en wordt dit op de langere termijn ook niet voorzien.

11. Waarom is de huidige klimaat- en biodiversiteitscrisis voor het college niet voldoende aanleiding om de ontwikkeling van het bedrijventerrein te stoppen? Acht het college de ontwikkeling nog steeds van deze tijd? Hoe verantwoordt zij de ontwikkeling?


Antwoord vraag 11: Amsterdam kiest voor inbreiding, onder meer om ommelanden groen te houden, waar wel enige bedrijventerreinen bij horen. Verder is de realisatie van het bedrijventerrein BPAO2, zoals onderbouwd in de vastgestelde ‘Bedrijvenstrategie’, belangrijk voor het functioneren van de stad. Het bedrijventerrein wordt mede naar aanleiding van moties vanuit de gemeenteraad met een hoge ambitie op duurzaamheid en circulariteit ontwikkeld en heeft naar verwachting een positief effect op de biodiversiteit in het gebied. Daarnaast biedt dit bedrijventerrein aan de rand van de stad ruimte voor bedrijven die de stad bevoorraden met bijvoorbeeld voedsel en medicijnen. Door een positie aan de rand van de stad hoeven minder vrachtwagens de stad in en kunnen de laatste kilometers ook steeds beter elektrisch plaatsvinden en daarmee bijdragen aan de ambitie uitstootvrij Amsterdam.

12. Door de Wetenschapswinkel van Wageningen University & Research is onderzoek gedaan naar de belangrijkste natuurlijke hulpbronnen van de Lutkemeerpolder en een schatting gemaakt van de waarde van de ecosysteemdiensten. Naar schatting ligt de waarde van de ecosysteemdiensten in de Lutkemeerpolder tussen 1,5 en 8,6 miljoen euro per jaar, met als potentie om deze waarde in de toekomst te verhogen. “Gegeven de grootstedelijk uitdagingen zoals de klimaatopgave” wordt door de WUR “aanbevolen om deze ecosysteemdiensten zo duurzaam mogelijk te benutten en mee te nemen in de ontwikkeling van dit gebied”.
a. Is het college op de hoogte van het rapport van de WUR waarin de waarde van de Lutkemeer wordt beschreven? Kan het college daar een reactie op geven?
b. Is het college na het lezen van dit rapport nog steeds van mening dat er een bedrijventerrein ontwikkeld moet worden in de Lutkemeerpolder? Zo ja, waarom en
hoe verantwoordt zij dit?

Antwoord vraag 12: Het college is bekend met het rapport en is nog steeds van mening dat het bedrijventerrein ontwikkeld dient te worden. In het rapport wordt gekeken naar de verschillende waardes die de Lutkemeerpolder heeft voor de akkerbouw, natuur en het multifunctionele gebruik. Er wordt geconcludeerd dat het bedrijventerrein hier mogelijk een negatief effect op heeft, echter de WUR heeft deze conclusie getrokken zonder kennis te hebben genomen van het
Stedenbouwkundig Plan en het voorontwerp inrichtingsplan, waarin de door de gemeenteraad gestelde hoge ambities voor circulariteit, biodiversiteit en duurzaamheid zijn verwerkt. De stadsecoloog van Amsterdam heeft in het rapport van de WUR aangegeven dat het bedrijventerrein van toegevoegde waarde is indien het op een goede manier wordt ingepast in het landschap. De GEM Lutkemeer heeft biodiversiteitssessies georganiseerd waar meerdere experts zoal Naturalis, de Tuinen van West en de stadsecoloog van Amsterdam input hebben geleverd voor de plannen. Op basis van het vastgestelde Stedenbouwkundig Plan en voorontwerp inrichtingsplan concludeert de stadsecoloog dat indien het bedrijventerrein op deze manier wordt ingericht de biodiversiteit in het gebied zal worden verhoogd ten opzichte van de huidige situatie.

13. In het Stedenbouwkundig plan voor het te bouwen bedrijvenpark wordt rooskleurig gesproken over de aanleg van ecologische verbindingszones, gevarieerde vegetatie voor diverse diersoorten en zijn er sfeervolle groene foto’s te zien. Dit terwijl in werkelijkheid slechts een minimaal deel van de nu groene omgeving onbebouwd zal blijven en er tevens veel extra (vracht)verkeer te verwachten is.
a. Welke diersoorten beoogt het college te behouden in de Lutkemeerpolder?
b. Hoe wil het college garanderen dat overlast door de komst van het nieuwe bedrijventerrein voor Rode lijst soorten (zoals de haas, de gele kwikstaart, de kneu en de roerdomp) niet als gevolg heeft dat de leefomgeving niet meer geschikt is?
c. Welke nieuwe dier- en plantensoorten denkt het college aan te trekken met het plan? En welke soorten zullen naar verwachting van het college verdwijnen uit het gebied? Graag een toelichting.
d. Wat betekent het industrieterrein met bijbehorende verkeer voor de biodiversiteit in omliggende gebieden? Is dit ook onderzocht? Graag een toelichting.
e. Is er onderzoek gedaan naar de effecten van het bedrijventerrein Lutkemeer III op de verkeerstoename en verkeersdoorstroming via omliggende wegen? Zo ja, wat zijn de bevindingen? Zo nee, is het college bereid dit nog te laten onderzoeken?
f. Zijn er toezeggingen aan geïnteresseerde bedrijven gedaan met betrekking tot de doorstroming van het verkeer en mogelijke toekomstige aanpassingen? Zo ja, wat dan?
g. Door inwoners worden zorgen geuit dat de Etnastraat het verkeer van en naar het nieuwe bedrijventerrein niet aankan en dientengevolge mogelijk een afrit vanaf de A5 gerealiseerd zal worden door de gemeente. Ziet het college de aanleg van een afrit als een (mogelijke) vervolgstap in de ontwikkeling van het bedrijventerrein? Is het college bereid toe te zeggen dat dit niet zal gebeuren?


Antwoord vraag 13:
a. De inrichting en beheer van het toekomstige groen en water op het bedrijventerrein is er op gericht leefgebied te bieden aan de huidige fauna in het plangebied en het leefgebied van de huidige fauna in de omringende gebieden te vergroten in het plangebied.
b. De inrichting en beheer van het plangebied is er op gericht om Rode Lijst soorten en biodiversiteit in het algemeen leefgebied te bieden. Het leefgebied voor de haas zal geschikt blijven doordat het plangebied diverser wordt met houtwallen en stukken grasland en ook rustige stukken zal kennen waar geen mensen kunnen komen. Door de aanleg van het bedrijventerrein neemt de begroeiing toe waar de kneu in kan broeden en dienen de omliggende gebieden als opener landschap waar voedsel gezocht kan worden. De ontwikkeling van het bedrijventerrein heeft een neutrale tot positief effect op deze rode lijst soort. De gele kwikstaart broedt bij voorkeur in akkerland maar ook in wei- en hooiland. Het areaal met akkers neemt bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein weliswaar af maar de oppervlakte bloemrijk gras(hooiland) neemt toe. De verwachting is dat de ontwikkeling geen negatief effect op de gele kwikstaart zal hebben. Ook omdat omliggende gebieden veel gunstige habitat eigenschappen voor de soort hebben. Het voormalige akkerlandschap binnen het plangebied was in het verleden ongeschikt als leefgebied voor de Roerdomp. De Roerdomp leeft in het aangrenzende natuurgebied en heeft grote stukken met ontoegankelijk moeras en rietland nodig. Met de aanleg van de westelijke rand van het
bedrijventerrein zal het leefgebied van de Roerdomp in het aangrenzende natuurgebied versterkt worden. Dit gebeurt door de aanleg van een brede plas-dras oever bestaande uit moeras en riet. Deze oever zal geflankeerd worden door een houtwal waardoor deze voor mensen ontoegankelijk zal zijn. Samenvattend kan gesteld worden dat de komst van het nieuwe bedrijventerrein het leefgebied van de Rode Lijst soorten binnen het plangebied versterkt en ook daar buiten.
c. De inrichting en beheer van het bedrijventerrein is er, naast het behoud van de huidige soorten binnen het plangebied, op gericht het leefgebied van de omringende soorten te vergroten. Voorbeelden zijn leefgebied voor het boomblauwtje(dagvlinder), foerageergebied voor vleermuizen, de grote Keverorchis (orchidee) kan de overstap uit Westgaarde maken en voor de al genoemde Roerdomp wordt het leefgebied vergroot. Door de inrichting en beheer dat gericht is op het behoud en versterking van de biodiversiteit zullen er naar verwachting geen soorten uit het gebied verdwijnen. De verwachting met de inrichting en beheer is juist het vergroten van leefgebied.
d. Er wordt geen industrieterrein (betreft hoge milieucategorie) aangelegd maar een bedrijventerrein dat zich met name richt op logistiek en stadsdistributie. Een mogelijk effect van verkeer op de biodiversiteit is niet onderzocht, maar door het vergroten van leefgebieden en hier mee het behoud en versterken van de biodiversiteit is een mogelijk negatief effect van het verkeer op de biodiversiteit te verwaarlozen. Ook mede doordat het toekomstig vrachtverkeer meer en meer elektrisch wordt.
e. BPAO2 is reeds geruime tijd (sinds 2002) juridisch planologisch mogelijk en een verkeersonderzoek maakt altijd onderdeel van de procedure en daarmee besluitvorming. BPAO2 is opgenomen in het Verkeersmodel Amsterdam (VMA) en uit onderzoek blijkt dat met een aanpassing aan het kruispunt Etnastraat/S106 het extra verkeer door de ontwikkeling van BPAO2 afgewikkeld kan worden. Daarnaast is het van belang dat de reeds geplande herinrichting van de rotonde in Lijnden naar een kruispunt wordt gerealiseerd, dit is niet alleen van belang voor BPAO2 maar voor een groot deel van Nieuw-West.
f. Er zijn geen specifieke toezeggingen gedaan aan bedrijven m.b.t. doorstroming.
g. Voor de afwikkeling van het verkeer van BPAO2 is geen nieuwe aansluiting aan de A5 benodigd. In Nieuw-West vinden veel gebiedsontwikkelingen plaats en daarom is mobiliteit ook een aandachtpunt. In dit kader wordt er voor Nieuw West gewerkt aan een mobiliteitsplan, waarin maatregelen worden voorgesteld tot 2040. Hierin is geen aansluiting op de A5 opgenomen. De concept omgevingsvisie 2050 besteedt wel aandacht aan een verbinding met de A5, als onderdeel van een mogelijke transformatie van het wegennet in en rond Amsterdam.

14. Kan het college aangeven wat de planning is in de tijd, nu er uitstel is aangevraagd? Wanneer komt het voorontwerp bestemmingsplan ter inzage, wanneer worden de potentiële bouwers bekend gemaakt en wat zijn de volgende voorbereidende werkzaamheden die getroffen worden?


Antwoord vraag 14: De partij waarmee de eerste reserveringsovereenkomst is gesloten d.d. 12 maart 2020 heeft aangegeven extra tempo te gaan maken in de planvorming zodat in mei 2021 het definitief ontwerp kan zijn afgerond. Vervolgens zal conform de huidige planning in juni de investeringsbeslissing worden genomen, de omgevingsvergunning aangevraagd en naar buiten worden gecommuniceerd over de ontwikkeling. De ontwikkeling van dit bedrijf past binnen het
vigerende bestemmingsplan, zoals vastgesteld door de gemeenteraad. Voor de inpassing van de stadslandbouw en de compensatie aan bedrijfsareaal zal in de tweede
helft van 2021 een partiele herziening van het bestemmingsplan in procedure worden gebracht. Voor wat betreft volgende voorbereidende werkzaamheden het volgende. Nadat er voldoende zetting heeft opgetreden, dit is naar verwachting in augustus, zal er verder worden gewerkt aan de aanleg van de infrastructuurlus (K&L en verharding).

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen inzake de ravage en kaalslag in de ARK-zone in het Diemerpark

Lees verder

Aanvullende schriftelijke vragen inzake het gedwongen vertrek van volkstuincomplex De Vrijbuiters

Lees verder

    Word actief Doneer