Schriftelijke vragen inzake de grote vraag naar volkstuinparken
Indiendatum: 12 mei 2022
In Nederland is er een toename te zien in de interesse voor volkstuinparken, zo berichtte nu.nl.[1] Deze stijgende trend is ook binnen Amsterdam al geruime tijd aan de gang. Amsterdammers schoffelen en scheppen graag in de aarde en leveren met de groene oases die zij planten een belangrijke bijdrage aan de stad. De waarde van groen wordt namelijk zowel op het gebied van gezondheid als in relatie tot de klimaatproblematiek steeds duidelijker zichtbaar.[2] De volkstuinparken bieden bovendien leef- en verblijfplaatsen voor veel Amsterdamse dieren. Voor de volkstuinders wordt het echter steeds moeilijker om onverharde gebieden in de stad te vinden en te behouden.
De Partij voor de Dieren Amsterdam vindt het belangrijk dat de groenbijdrage die de volkstuinen leveren wordt erkend en beschermd door de gemeente. Zowel mensen als dieren profiteren van deze stukken groen. Daarom heeft de fractie meermaals aandacht besteed aan de waarde van de volkstuinparken voor de stad en verankering daarvan in gemeentelijk beleid om ze passende bescherming te geven.[3] Ondergetekende zou bovendien, zoals zij al vaker benadrukt heeft, graag een uitbreiding van het aantal volkstuinparken binnen de gemeente zien, om meer van dit waardevolle groentype te realiseren en in de vraag naar voldoende tuiniermogelijkheden onder Amsterdammers te voorzien.
Gezien het vorenstaande stelt het lid Bloemberg-Issa op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen:
Met het recent aangenomen volkstuinenbeleid heeft het voormalig college besloten dat er geen nieuwe volkstuin- of nutstuinparken meer bij zullen komen in Amsterdam.
1. Vormt het nieuwsbericht op nu.nl waarin te lezen is dat de vraag naar een eigen moes- of siertuintje een grote vlucht heeft genomen voor het college een aanleiding om toch ruimte te zoeken binnen de gemeentegrenzen voor nieuwe volkstuinparken? Zo nee; waarom niet?
2. Vormt het zojuist genoemde nieuwsbericht een aanleiding om een referentienorm te introduceren om zo te opteren voor voldoende volkstuinparken bij gebiedsontwikkelingen binnen de gemeente? Zo nee; waarom niet?
In de notitie ‘Aanpak voor ontwikkeling van de Amsterdamse volkstuinparken’ benadrukt het college expliciet de ecologische waarde en groenwaarde van de tuinparken voor de stad.[1]
3. Gaat het college de volkstuinparken meenemen in de nieuwe Amsterdamse referentienorm voor maatschappelijke voorzieningen, groen en spelen die op dit moment in voorbereiding is? Zo ja; waarom en op welke manier zal dit gebeuren? Zo nee; waarom niet? Graag een toelichting.
In dezelfde notitie formuleert het college de ambitie om de volkstuinparken “te behouden voor de stad,” maar benoemt zij ook expliciet dat volkstuinieren buiten de huidige parken gaat worden gestimuleerd.[2]
4. Op welke manier gaat het college deze ambitie borgen in de formulering van de nieuwe referentienormen?
5. Heeft het college laten onderzoeken of bij tuinieren “buiten de huidige parken” een vergelijkbare kwaliteit van groen valt te verwachten als in de huidige, om hun biodiversiteit geroemde, tuinparken? Zo nee; is het college nog van plan dit te bestuderen en kunnen resultaten mogelijk leiden tot wijziging van het beleid?
6. Heeft het college laten onderzoeken of Amsterdammers die op wachtlijsten staan voor volkstuinen tevreden zouden zijn met tuinieren “buiten de huidige parken” zoals het college wil stimuleren? Zo ja; wat zijn de bevindingen? Zo nee; is het college nog van plan dit te bestuderen en kunnen resultaten mogelijk leiden tot wijziging van het beleid?
Bij de volkstuinparken in het gebied van de Nieuwe Kern in Ouder-Amstel gaat een deel van het grondgebied van de volkstuinparken daar verloren ten behoeve van woningbouw. In de Raadsvergadering van 22 december 2021 zei wethouder Van Doorninck zo snel mogelijk in het nieuwe jaar in gesprek te gaan met de vier tuinparken daar om te kijken naar de mogelijkheden voor het compenseren van de verloren tuinpark-gronden, oftewel “uitgebreid over de kaart gaan hangen om te kijken welke mogelijkheden er zijn,” aldus de wethouder.
7. Hebben deze gesprekken plaatsgevonden en welke compenserende gronden zijn er gevonden voor deze tuinparken?
Indiener J.F. Bloemberg-Issa |
[1] Notitie ‘Aanpak voor ontwikkeling van de Amsterdamse volkstuinparken’ p. 4.
[2] Notitie ‘Aanpak voor ontwikkeling van de Amsterdamse volkstuinparken’ p. 8.
[1] Https://www.nu.nl/binnenland/6...
[2] Zie bijvoorbeeld het rapport ‘Groen in de stad’ van de Amsterdamse Rekenkamer, waarin wordt benadrukt dat groen belangrijk is voor de gezondheid en het welzijn van Amsterdammers. En zie bijvoorbeeld de ‘Uitvoeringsagenda klimaatadaptatie’ waarin het belang van groen voor het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering wordt benadrukt.
[3] Zie bijvoorbeeld de volgende moties: https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/10429975/1/424_21_Motie+Bloemberg+VJN+2021+introduceer+referentienorm+en+opteer+voor+voldoende+volkstuinparken; https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/10998865/1/886_21_Motie+Bloemberg-Issa+volkstuinen+%28nieuwe+volkstuinparken+bij+stadsuitbreiding%29; https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/8924611/2/709.
Indiendatum:
12 mei 2022
Antwoorddatum: 8 jun. 2022
Met het recent aangenomen volkstuinenbeleid heeft het voormalig college besloten dat er geen nieuwe volkstuin- of nutstuinparken meer bij zullen komen in Amsterdam.
1. Vormt het nieuwsbericht op nu.nl waarin te lezen is dat de vraag naar een eigen moes- of siertuintje een grote vlucht heeft genomen voor het college een aanleiding om toch ruimte te zoeken binnen de gemeentegrenzen voor nieuwe volkstuinparken? Zo nee; waarom niet?
2. Vormt het zojuist genoemde nieuwsbericht een aanleiding om een referentienorm te introduceren om zo te opteren voor voldoende volkstuinparken bij gebiedsontwikkelingen binnen de gemeente? Zo nee; waarom niet?
Antwoord vragen 1 en 2
Nee, het college vindt dat het nieuwsbericht geen aanleiding vormt voor nieuwe volkstuinparken. Duurzaam behoud en kwaliteitsverbetering van de huidige volkstuinparken vormen de fundamenten van ons uitgewerkte volkstuinenbeleid (raadsbesluit december 2021). Dat evenwicht is tot stand gekomen na een zorgvuldig proces met vele betrokkenen. Met name de afspraken over duurzaam behoud van de huidige tuinparken zijn door velen beschouwd als een welkome vooruitgang ten opzichte van voorgaande jaren. Duidelijkheid en het nakomen van alle afspraken in betrekkelijke rust komt het volkstuinendossier nu het meest ten goede.
Het college neemt hierbij in ogenschouw dat uitbreiding van volkstuinparken in een volle metropoolregio ten koste zou gaan van andere ruimtevragers met eenzelfde urgentie: woningen, bedrijven, openbaar groen, natuur. Er is sprake van een kwetsbaar evenwicht bij het in goede banen leiden van de onstuimige ontwikkeling van onze stad. Morrelen aan het één betekent onmiddellijk discussie over het ander. In de nieuwe Omgevingsvisie Amsterdam 2050 wordt het genoemde evenwicht uitgebreid geduid. Ook deze brede visie is met participatie van velen tot stand gekomen. Om bovenstaande redenen introduceert het college ook geen referentienorm voor volkstuinparken in de toekomst. Het volkstuinenareaal met een beschermde status laten zoals het nu is vergt immers geen referentienorm. Om de groeiende belangstelling van Amsterdammers voor een volkstuin op te vangen, zet het uitgewerkte volkstuinenbeleid sterk in op het aanbieden van meer functies op de huidige tuinparken, zodat meer Amsterdammers mee kunnen doen met tuinieren en andere activiteiten.
In de notitie ‘Aanpak voor ontwikkeling van de Amsterdamse volkstuinparken’ benadrukt het college expliciet de ecologische waarde en groenwaarde van de tuinparken voor de stad.[1]
3. Gaat het college de volkstuinparken meenemen in de nieuwe Amsterdamse referentienorm voor maatschappelijke voorzieningen, groen en spelen die op dit moment in voorbereiding is? Zo ja; waarom en op welke manier zal dit gebeuren? Zo nee; waarom niet? Graag een toelichting.
Antwoord vraag 3
Nee, het college kiest ervoor om volkstuinparken daar niet in mee te nemen. Referentienormen zijn vooral behulpzaam bij verplichte of gewenste functies in nieuwe gebiedsontwikkelingen. Daar is bij volkstuinparken nu juist geen sprake van. Zie het antwoord op de eerdere vraag: in nieuwe gebiedsontwikkelingen zijn nieuwe volkstuinparken niet aan de orde.
In dezelfde notitie formuleert het college de ambitie om de volkstuinparken “te behouden voor de stad,” maar benoemt zij ook expliciet dat volkstuinieren buiten de huidige parken gaat worden gestimuleerd.[2]
4. Op welke manier gaat het college deze ambitie borgen in de formulering van de nieuwe referentienormen?
5. Heeft het college laten onderzoeken of bij tuinieren “buiten de huidige parken” een vergelijkbare kwaliteit van groen valt te verwachten als in de huidige, om hun biodiversiteit geroemde, tuinparken? Zo nee; is het college nog van plan dit te bestuderen en kunnen resultaten mogelijk leiden tot wijziging van het beleid?
6. Heeft het college laten onderzoeken of Amsterdammers die op wachtlijsten staan voor volkstuinen tevreden zouden zijn met tuinieren “buiten de huidige parken” zoals het college wil stimuleren? Zo ja; wat zijn de bevindingen? Zo nee; is het college nog van plan dit te bestuderen en kunnen resultaten mogelijk leiden tot wijziging van het beleid?
Antwoord vragen 4, 5 en 6
Het college wil volkstuinieren buiten de huidige tuinparken alleen stimuleren met ‘zachte’ doelen. Dergelijke nieuwe (en vaak tijdelijke) vormen van tuinieren vergen altijd een afweging ten opzichte van andere belangen, wat alleen ter plekke kan worden beoordeeld. Bovendien kan dit alleen van onderop: er moet voldoende vrijwillige energie en ambitie ter plekke zijn om stadslandbouw-achtige ontwikkelingen een kans van slagen te geven. Daar zijn in de stad vele voorbeelden van; het college hoopt en stimuleert dat dat er meer worden. Referentienormen lijken daarvoor niet het juiste middel, want normen activeren geen mensen. Overigens maakt de huidige groennorm alleen onderscheid naar ‘gebruiksgroen’ en ‘ecosysteemgroen’; ruimte voor tuinieren past binnen het type ‘gebruiksgroen’. De biodiversiteit van veel tuinparken is inderdaad hoog, maar dit is niet de enige waarde van de tuinparken. Het is ook niet realistisch om bij andere concepten voor tuinieren buiten de tuinparken net zoveel biodiversiteit te verwachten als in sommige volkstuinparken, die soms al 100 jaar bestaan. Die vergelijking kan daarom niet zomaar worden gemaakt.
Er is eerlijk gezegd niet of nauwelijks onderzocht of Amsterdammers op wachtlijsten tevreden zouden zijn met tuinieren buiten de huidige tuinparken, maar het laat zich raden dat dat bij velen niet zo zal zijn. Daarom is het zo belangrijk dat het motto van het uitgewerkte volkstuinenbeleid (‘meer te doen voor meer Amsterdammers’) op de tuinparken zelf actief en ambitieus wordt ingevuld, via bijvoorbeeld kleinere tuinen, groepstuinen, deeltuinen of wisseltuinen. Zoals eerder gesteld, heeft een gemeente bij de verdeling van haar ruimte te maken met veel belangen: mensen willen wonen en werken, buitengebieden moeten worden ontzien voor natuur, rust en recreatie. Volkstuinieren kost relatief veel ruimte ten opzichte van het aantal mensen dat ervan profiteert. Het is simpelweg niet redelijk om op royale wijze aan de specifieke behoefte daaraan te voldoen.
Bij de volkstuinparken in het gebied van de Nieuwe Kern in Ouder-Amstel gaat een deel van het grondgebied van de volkstuinparken daar verloren ten behoeve van woningbouw. In de Raadsvergadering van 22 december 2021 zei wethouder Van Doorninck zo snel mogelijk in het nieuwe jaar in gesprek te gaan met de vier tuinparken daar om te kijken naar de mogelijkheden voor het compenseren van de verloren tuinpark-gronden, oftewel “uitgebreid over de kaart gaan hangen om te kijken welke mogelijkheden er zijn,” aldus de wethouder.
7. Hebben deze gesprekken plaatsgevonden en welke compenserende gronden zijn er gevonden voor deze tuinparken?
Antwoord vraag 7
Op 5 april 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de tuinders ter plekke, de gemeente Amsterdam en stedenbouwkundig bureau West8. In die sessie is de stedenbouwkundige visie gepresenteerd en hebben de tuinders hun alternatieve plan toegelicht. Ook zijn vragen gesteld aan West8 en de gemeente Amsterdam. Daarnaast heeft het college aangeboden om per direct een participatietraject op te starten waarin de tuinders samen met de gemeente Amsterdam ruimtelijke plannen maken voor het volkstuinengebied in De Nieuwe Kern, binnen de kaders van de vastgestelde structuurvisie van de gemeente Ouder-Amstel als bevoegd gezag. Voor de circa 1/3 van de volkstuinen die moeten plaatsmaken voor woningbouw spant het college zich in om een passende nieuwe plek te vinden in het volkstuinendeel van De Nieuwe Kern. De zoekgebieden hiervoor zijn opgenomen in de Stedenbouwkundige Visie en de Structuurvisie. De precieze inpassing van de volkstuinen is onderdeel van dit participatietraject. De tuinders beraden zich op dit moment op dit aanbod. Volgende stappen zijn afhankelijk van de reacties van de tuinders en zullen in overleg met hen worden gepland.
Indiener
J.F. Bloemberg-Issa
[1] Notitie ‘Aanpak voor ontwikkeling van de Amsterdamse volkstuinparken’ p. 4.
[2] Notitie ‘Aanpak voor ontwikkeling van de Amsterdamse volkstuinparken’ p. 8.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Schriftelijke vragen inzake de inzameling van (frituur)vet
Lees verderSchriftelijke vragen inzake Schiphol maakt er weer een bende van
Lees verder