Diervriendelijke stadsinrichting
Amsterdam richt de openbare ruimte natuurinclusief in, bijvoorbeeld door aangepast maaibeleid, lokale watertappunten, het plaatsen van vleermuiskasten en vleermuisvriendelijke verlichting, nestgelegenheden voor vogels, insectenhotels, amfibievriendelijk ingerichte straten en putten, en de aanplant van voldoende voedsel- en waardplanten. Bij elke ingreep of herinrichting van de ruimte wordt rekening gehouden met de klimaatopgave en het versterken van de biodiversiteit.
Burgers worden geïnformeerd en gestimuleerd om zelf egelsnelwegen te realiseren door een gat in hun erfafscheiding te maken waardoor egels vrij in en uit de tuinen kunnen lopen.
Oevers worden natuurlijk aangelegd. Als dat niet mogelijk is worden bij kades en oevers voorzieningen getroffen zodat te water geraakte dieren een kans hebben om aan de kant te komen, zoals trapjes, vlonders of touwen.
Kunstmatige verlichting en geluidsoverlast verstoren het bioritme van mens en dier. Daarom is Amsterdam uiterst terughoudend bij het verlichten van parken en natuurgebieden en bij het aanhouden van verlichting in gebouwen. Indien verlichting echt noodzakelijk is, kiest Amsterdam voor de meest diervriendelijke optie en het beschermen van de rust in natuurgebieden. Groen en water worden niet direct aangelicht en armaturen stralen geen licht naar boven uit.
Het standpunt Diervriendelijke stadsinrichting is onderdeel van: Dierenwelzijn en dierenrechten